|
|
ECLI:NL:RBNHO:2024:12431 | | | Datum uitspraak | : | 04-12-2024 | Datum gepubliceerd | : | 10-12-2024 | Instantie | : | Rechtbank Noord-Holland | Zaaknummers | : | 11210588 CV EXPL 24-235 11210588 CV EXPL 24-235 | Rechtsgebied | : | Arbeidsrecht | Indicatie | : | In deze zaak vordert een aantal medewerkers van een onderwijsinstelling schadevergoeding, omdat die instelling volgende de medewerkers een ongeoorloofd onderscheid maakt in de beloning. De kantonrechter wijst de vordering af. Naar het oordeel van de kantonrechter is er namelijk geen sprake van een ongeoorloofd onderscheid en is dat onderscheid ook niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. | Trefwoorden | : | arbeidsovereenkomst | | | burgerlijk wetboek | | Uitspraak | RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 11210588 \ CV EXPL 24-2353 (rvk)
Uitspraakdatum: 4 december 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
1 [eiser 1] ,
wonende te [plaats 1]
2. [eiser 2],
wonende te [plaats 1]
3. [eiser 3],
wonende te [plaats 2]
4. [eiser 4],
wonende te [plaats 3]
5. [eiser 5],
wonende te [plaats 4]
6. [eiser 6],
wonende te [plaats 4]
7. [eiser 7],
wonende te [plaats 1]
8. [eiser 8],
wonende te [plaats 5]
eisende partijen
verder gezamenlijk te noemen: [eisers]
gemachtigde: mr. W. Hovingh
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon Europese School Bergen N.H.
gevestigd te Bergen
gedaagde
verder te noemen: ESB
gemachtigde: mr. J.C. Kuipéri-Botter
De zaak in het kort
In deze zaak vordert een aantal medewerkers van een onderwijsinstelling schadevergoeding, omdat die instelling volgende de medewerkers een ongeoorloofd onderscheid maakt in de beloning. De kantonrechter wijst de vordering af. Naar het oordeel van de kantonrechter is er namelijk geen sprake van een ongeoorloofd onderscheid en is dat onderscheid ook niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
1Het procesverloop
1.1.
[eisers] hebben met een dagvaarding van 16 februari 2024 een vordering tegen ESB ingesteld. ESB heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 6 november 2024 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [eisers] en ESB hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen. Voorafgaand aan de zitting hebben [eisers] bij brief van 4 november 2024 nog stukken toegezonden.
2De feiten
2.1.
De Europese Scholen zijn opgericht met het Verdrag houdende het Statuut van de Euro-pese Scholen. De taak van de Europese Scholen is om onderwijs aan te bieden aan kinderen van personeel van de Europese Unie. Er zijn dertien scholen in zes landen, waaronder ESB.
2.2.
[eisers] zijn in dienst van ESB in een onderwijsondersteunende functie. [eisers] zijn allemaal in dienst getreden vóór 1 januari 2020.
2.3.
Op de arbeidsovereenkomsten van [eisers] zijn de ‘Service Regulations for the administrative and ancillary staff’ (hierna: het AAS-reglement) van toepassing.
2.4.
Vóór 2020 was ten aanzien van het administratief personeel sprake van twee categorie-ën, namelijk personeel in dienst getreden vóór april 2007 (vallend onder bijlage 3 van het AAS-reglement) en personeel in dienst getreden ná april 2007 (vallend onder bijlage 2 van het AAS-reglement). Beide categorieën waren onderworpen aan een identieke salarisschaal. Voor personeel dat vóór april 2007 was aangenomen gold een Europese indexatie en voor het personeel dat na 19 april 2007 was aangenomen een (minder voordelige) Belgische indexatie. Dit heeft geleid tot salarisverschillen.
2.5.
Om tot een harmonisatie van de salarissen te komen, hebben de Europese Scholen beslo-ten tot de invoering van het zogenoemde Single Spine-systeem. Dit systeem is in werking getreden op 1 januari 2020.
2.6.
Ook bij het Single Spine-systeem bleken er salarisverschillen op te treden. Om die nieuw ontstane salarisverschillen in het Single Spine-systeem weg te nemen of te verminderen, is een compensatieregeling in het leven geroepen. Die compensatieregeling komt erop neer dat medewerkers twee salarisstappen extra kunnen verkrijgen. De eerste stap kan worden toege-kend vanaf 1 januari 2024 en de tweede stap vanaf 1 januari 2025.
3De vordering en het verweer
3.1.
[eisers] vorderen dat de kantonrechter een verklaring voor recht uitspreekt dat ESB aansprakelijk is voor de door [eisers] geleden en te lijden schade als gevolg van de invoe-ring van het Single Spine-systeem. Daarnaast vorderen [eisers] dat de kantonrechter ESB veroordeelt tot betaling van een vergoeding ter hoogte van € 286.195,00 bruto voor de scha-de die [eisers] lijden. [eisers] leggen aan de vordering ten grondslag – kort weergege-ven – dat ESB ongeoorloofd onderscheid maakt bij de beloning, omdat medewerkers die in dienst zijn getreden na 1 januari 2020 voor dezelfde werkzaamheden een hoger loon ontvan-gen dan medewerkers die vóór die datum al in dienst zijn getreden.
3.2.
ESB betwist de vordering. ESB voert aan – samengevat – dat de door haar gehanteerde beloning ten opzichte van [eisers] niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is en dat er geen plaats is voor een schadevergoeding. Volgens ESB is er ook geen sprake van een ongeoorloofd onderscheid in beloning. Verder stelt ESB dat [eisers] onvoldoende hebben gemotiveerd en onderbouwd dat er schade is geleden of kan worden geleden door de invoering van het Single Spine-systeem.
4De beoordeling
uitgangspunten en oordeel
4.1.
In deze zaak moet de kantonrechter beoordelen of ESB met de invoering en toepassing van het Single Spine-systeem een ongeoorloofd onderscheid maakt bij de beloning en of ESB aansprakelijk is voor de schade die [eisers] daardoor lijden.
4.2.
Bij die beoordeling is het Nederlands arbeidsrecht van toepassing. De rechtspositie van [eisers] wordt weliswaar deels bepaald door eerdergenoemd Verdrag houdende het Sta-tuut van de Europese Scholen en het daarop gebaseerde AAS-reglement, maar [eisers] hebben een arbeidsovereenkomst naar Nederlands recht. Ook uit de Rome I-verordening volgt dat Nederlands recht van toepassing is, omdat Nederland het gewoonlijk werkland is van [eisers] Overigens staat in het AAS-reglement dat het recht van “the host country” voorrang heeft als het nationale recht strijdig is met het AAS-reglement.
4.3.
De kantonrechter is van oordeel dat geen sprake is van ongeoorloofd onderscheid en dat [eisers] geen recht hebben op schadevergoeding. Dat oordeel wordt hierna toegelicht.
er is geen sprake van specifieke (arbeidsrechtelijke) discriminatieverboden
4.4.
Partijen zijn het erover eens dat in dit geval geen sprake is van een onderscheid op één van de gronden genoemd in de Algemene wet gelijke behandeling of een rechtstreeks wer-kende verdragsbepaling, zoals bijvoorbeeld een onderscheid naar godsdienst, geslacht of nationaliteit. Ook de kantonrechter gaat daarvan uit. Er is evenmin sprake van onderscheid in de zin van specifieke arbeidsrechtelijke discriminatieverboden.
goed werkgeverschap is bepalend voor de beoordeling van het onderscheid in beloning
4.5.
De vraag of sprake is van een ongeoorloofd onderscheid in beloning moet daarom wor-den beantwoord aan de hand van de eisen van goed werkgeverschap.
4.6.
Bij de vaststelling van wat de eisen van goed werkgeverschap in dit geval inhouden, moet in aanmerking worden genomen het beginsel dat gelijke arbeid in gelijke omstandig-heden op gelijke wijze moet worden beloond, tenzij een objectieve rechtvaardigingsgrond een ongelijke beloning toelaat.
4.7.
Naast dit beginsel moeten ook de overige omstandigheden van het geval worden betrok-ken bij de afweging of de werkgever in de gegeven omstandigheden heeft gehandeld in strijd met de eisen van goed werkgeverschap.
4.8.
Ook als moet worden aangenomen dat werknemers gelijke arbeid in gelijke omstandig-heden verrichten, zonder dat voor een verschil in beloning een objectieve rechtvaardigings-grond valt aan te wijzen, kan dit nog niet zonder meer tot de conclusie leiden dat zij een ge-lijke beloning behoren te krijgen. Bij de beoordeling of een (overeengekomen) ongelijkheid in beloning als ongeoorloofd moet worden beschouwd en ongedaan gemaakt moet worden, is namelijk een terughoudende toetsing door de rechter aangewezen.
4.9.
In het kader daarvan is in rechtspraak tot uitgangspunt genomen dat een (overeengeko-men) ongelijkheid in beloning pas als ongeoorloofd kan worden aangemerkt als die ongelijk-heid naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Dat geldt temeer als de ongelijke beloning voortvloeit uit een collectieve arbeidsovereenkomst, omdat dan ook het uit verschillende verdragsbepalingen voortvloeiende beginsel van de vrijheid van onder-handelen over arbeidsvoorwaarden in het geding is.
het
Single Spine
-systeem kan tot een ongelijke beloning voor gelijke arbeid leiden
4.10.
De kantonrechter neemt als vaststaand aan dat er als gevolg van het Single Spine-sys-teem een verschil in beloning kan ontstaan tussen medewerkers die op 1 januari 2020 al in dienst waren en medewerkers die na die datum in dienst zullen treden of zijn getreden. Nieu-we medewerkers kunnen immers voor gelijke arbeid in gelijke omstandigheden een hoger salaris krijgen dat medewerkers die al langer in dienst zijn. Dat wordt veroorzaakt door de wijze waarop in het Single Spine-systeem rekening kan worden gehouden met arbeidsverle-den en beroepservaring bij de inschaling van een nieuwe medewerker.
er is een objectieve rechtvaardigingsgrond die de ongelijke beloning toelaat
4.11.
Naar het oordeel van de kantonrechter kan ESB worden gevolgd in haar stelling dat er een objectieve rechtvaardigingsgrond is die de hiervoor genoemde mogelijkheid van een on-gelijke beloning in het Single Spine-systeem toelaat.
4.12.
Daarbij is in de eerste plaats van belang dat niet in discussie is dat het Single Spine-systeem door de Europese Scholen is ingevoerd, omdat een harmonisatie van de salarissen aangewezen en noodzakelijk was. In de tweede plaats weegt mee dat vaststaat dat het Single Spine-systeem mede tot doel heeft om de Europese Scholen aantrekkelijk te maken voor nieuw personeel en dat er daarom in dat systeem de mogelijkheid moet worden geboden om een nieuwe medewerker op basis van beroepservaring een relatief gunstige(r) beloning te bieden. In de derde plaats legt gewicht in de schaal dat niet is betwist de stelling van ESB dat de Europese Scholen te maken hebben met specifieke budgetten die worden vastgesteld door Europese organisaties en dat er geen financiële ruimte is om in het Single Spine-systeem andere of verdergaande beloningen op te nemen, anders dan eerdergenoemde compensatie-regeling.
4.13.
De hiervoor genoemde feiten en omstandigheden leveren een voldoende objectieve rechtvaardigingsgrond op die de ongelijke beloning toelaat. Gelet daarop maakt ESB dus geen ongeoorloofd onderscheid door toepassing te geven aan het Single Spine-systeem.
de ongelijke beloning is niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar
4.14.
Naar het oordeel van de kantonrechter is de ongelijke beloning in het Single Spine-systeem ook niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar, los van de vraag of daarvoor een objectieve rechtvaardigingsgrond bestaat. Daarbij is het volgende van belang.
4.15.
[eisers] hebben aan de hand van rekenvoorbeelden gesteld dat het Single Spine-systeem er in theorie toe kan leiden dat een nieuwe medewerker een hoger salaris kan ver-krijgen voor gelijke arbeid, variërend van ongeveer € 400,00 tot € 1.280,00 bruto per maand. ESB heeft erkend dat die mogelijkheid bestaat, maar heeft er ook op gewezen dat het gaat om hypothetische gevallen, omdat de inschaling van een nieuwe medewerker afhankelijk is van de wijze waarop rekening wordt gehouden met beroepservaring. Gelet daarop kan de kantonrechter niet als vaststaand aannemen dat de door [eisers] genoemde verschillen in beloning ook daadwerkelijk zullen ontstaan en in welke mate. Tot op heden is ook slechts gebleken van één nieuwe medewerker die na 1 januari 2020 in dienst is gekomen en ten aanzien waarvan kennelijk enig onderscheid in beloning is ontstaan. Er is dus slechts sprake van een zeer beperkte daadwerkelijke ongelijkheid in beloning.
4.16.
Verder hebben [eisers] erkend dat zij er over het geheel genomen in salaris op vooruit zijn gegaan als gevolg van Single Spine-systeem, zoals ESB heeft gesteld. [eisers] hebben de door ESB genoemde rekenvoorbeelden ook niet betwist. Ook staat niet ter discussie dat medewerkers in het kader van het Single Spine-systeem meer mogelijkheden hebben om te groeien in salaris. Daarbij komt dat ESB met ingang van 1 januari 2024 een aanvullende compensatieregeling heeft ingevoerd, die eventuele negatieve effecten van het Single Spine-systeem kan wegnemen of verminderen. Het Single Spine-systeem heeft dus naast beperkte nadelen ook voordelen voor de medewerkers en [eisers]
4.17.
De wijze van beloning in het Single Spine-systeem vloeit niet voort uit een collectieve arbeidsovereenkomst, maar uit eerdergenoemd AAS-reglement. Het AAS-reglement is niet gelijk te stellen met een collectieve arbeidsovereenkomst en er zijn ook geen vakverenigin-gen betrokken geweest bij de totstandkoming ervan. Het AAS-reglement is (eenzijdig) vast-gesteld door de Raad van Bestuur (Board of Governors) van de Europese Scholen. Maar dat neemt niet weg dat de werknemers van de Europese Scholen zijn vertegenwoordigd in de Raad van Bestuur en dat die werknemers ook deel hebben uitgemaakt van de AAS-werk-groep die betrokken is geweest bij totstandkoming van de het AAS-reglement. [eisers] hebben op de zitting erkend dat een meerderheid van die werknemersvertegenwoordiging heeft ingestemd met het Single Spine-systeem. Gelet daarop moet worden aangenomen dat het AAS-reglement in zoverre ook de uitkomst is van onderhandelingen over arbeidsvoor-waarden, zodat er temeer aanleiding is voor de kantonrechter om terughoudend te toetsen, zoals hiervoor is overwogen.
4.18.
De ongelijke beloning is gelet op het voorgaande niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar en de toepassing door ESB van het Single Spine-systeem is daarom niet in strijd met goed werkgeverschap, mede gelet op de in 4.12 genoemde omstan-digheden.
4.19.
De stelling van [eisers] in dit kader dat het onredelijk is dat zittende medewerkers eerst ontslag moeten nemen om betere arbeidsvoorwaarden te kunnen krijgen, is onvoldoen-de grond om te oordelen dat de ongelijke beloning van het Single Spine-systeem naar maat-staven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Overigens staat ook niet vast dat [eisers] in alle gevallen betere voorwaarden krijgen als zij opnieuw in dienst zouden treden.
de conclusie
4.20.
De conclusie is dat de kantonrechter de vorderingen van [eisers] moet afwijzen.
proceskosten
4.21.
[eisers] krijgen ongelijk en zij moeten daarom de proceskosten van ESB betalen. De proceskosten van ESB worden begroot op € 2.174,00 (waardering van de verrichte werk-zaamheden op 2 punten, waarde per punt € 1.087,00).
5De beslissing
De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten van € 2.174,00;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Artikel 8 lid 2 van de Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I-verorde-ning).
Artikel 3 lid 1 AAS-Reglement.
Artikel 7:611 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
Zie de uitspraken van de Hoge Raad van 30 januari 2004, te vinden op www.rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:HR:2004:AM2312 (Parallel Entry) en van 24 maart 2017, te vinden op www.rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:HR:2017:492 (HVC N.V.).
Zie noot 4.
Zie noot 4. | Link naar deze uitspraak
|
| |
|
|