|
|
ECLI:NL:RBZWB:2025:27 | | | Datum uitspraak | : | 06-01-2025 | Datum gepubliceerd | : | 09-01-2025 | Instantie | : | Rechtbank Zeeland-West-Brabant | Zaaknummers | : | BRE 24/2857 t/m 24/2862 | Rechtsgebied | : | Belastingrecht | Indicatie | : | 8:54; beroep niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. | Trefwoorden | : | belastingrecht | | | inkomstenbelasting | | Uitspraak | RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 24/2857 t/m 24/2862
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 januari 2025 in de zaak tussen
[belanghebbende], uit [plaats], Duitsland, belanghebbende
(gemachtigde: [gemachtigde]),
en
de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.
Inleiding
1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over de beroepen van belanghebbende tegen de bestreden uitspraken op bezwaar en de beslissingen van de inspecteur op de verzoeken om ambtshalve vermindering van 16 januari 2024. De beroepen zien op de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2012 tot en met 2017.
1.1.
Omdat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank komt tot het oordeel dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn omdat ze te laat zijn ingediend en het te laat indienen niet verschoonbaar is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Voor het indienen van een beroepschrift geldt een termijn van zes weken. Deze termijn begint op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. Maar als de dagtekening een datum is vóór de datum waarop de uitspraak op bezwaar is verzonden, begint deze termijn op de dag na de dag van verzending.
Een beroepschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Wanneer het beroepschrift (aangetekend of niet-aangetekend) met de gewone post wordt verstuurd, is het bij ontvangst na het einde van de termijn onder voorwaarden ook tijdig ingediend. Die voorwaarden zijn dat het beroepschrift voor het einde van de termijn op de post is gedaan én het niet later dan een week na afloop van de termijn bij de rechtbank is ontvangen. Als op de envelop een leesbaar poststempel is geplaatst, neemt de rechtbank in beginsel aan dat het beroepschrift op die dag op de post is gedaan. De rechtbank wijkt alleen van dit uitgangspunt af als de indiener van het beroepschrift aannemelijk maakt dat het op een eerdere datum op de post is gedaan.
3.1.
Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.
Zijn de beroepen te laat ingediend?
4. Vast staat dat de dagtekening van de uitspraak op bezwaar 16 januari 2024 is. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de verzending ervan later dan die datum heeft plaatsgevonden. De termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde dus op 27 februari 2024.
4.1.
De gemachtigde van belanghebbende heeft het beroepschrift in Nederland met PostNL verstuurd. Gelet op het poststempel op het beroepschrift gaat de rechtbank ervan uit dat het beroepschrift op 29 februari 2024 op de post is gedaan. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend.
Is het te laat indienen verontschuldigbaar?
5. Belanghebbende heeft hiervoor de volgende reden gegeven. Belanghebbende woont in het buitenland, dus dient er bij de verzending en ontvangst van poststukken tien dagen speling in acht genomen te worden. Verder heeft het veel tijd gekost om de benodigde stukken bij elkaar te krijgen.
5.1
De bestreden uitspraak op bezwaar is verzonden naar het juiste Nederlandse adres van de gemachtigde van belanghebbende. Dit geeft de inspecteur ook aan in de brief van 28 mei 2024. Belanghebbende heeft hierop gereageerd en stelt dat de overschrijding van de termijn formeel juist zal zijn, maar dat de belastingdienst er een andere werkwijze en benadering op na houdt. Belanghebbende verzoekt de rechtbank de zaak toch in behandeling te nemen.
5.2
De rechtbank ziet in de gegeven redenen geen verontschuldiging voor het verzuim. Het besluit is naar het juiste adres verzonden en belanghebbende betwist de ontvangst ook niet. Er is met betrekking tot het te laat indienen van het beroep ook geen sprake van een niet aan belanghebbende toe te rekenen omstandigheid of geringe verwijtbaarheid aan de zijde van belanghebbende. Nu het beroepschrift te laat is ingediend, komt de rechtbank niet toe aan de argumenten en correspondentie die belanghebbende aanvoert.
(Rechtstreeks) beroep tegen ambtshalve beslissing
6. De inspecteur heeft in de brief van 16 januari 2024 het bezwaar van belanghebbende tevens aangemerkt als een verzoek om ambtshalve vermindering en dit verzoek afgewezen. Voordat beroep tegen een dergelijke ambtshalve beslissing kan worden ingesteld, moet als uitgangspunt eerst de bezwaarfase doorlopen worden. Dat kan anders zijn indien beide partijen instemmen met het overslaan van de bezwaarfase (rechtstreeks beroep). Beide partijen hebben ingestemd met het overslaan van de bezwaarfase.
6.1
Voor rechtstreeks beroep tegen de ambtshalve beslissingen geldt voor wat
betreft de termijnen hetzelfde als hiervoor al is geschreven. Dat betekent dus dat de (rechtstreekse) beroepen te laat zijn ingesteld. Ook op dat punt is dus sprake van kennelijk
niet-ontvankelijke beroepen.
Conclusie en gevolgen
7. De beroepen zijn daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank de beroepen niet inhoudelijk beoordeelt en dat de bestreden besluiten in stand blijven. Verder komt de rechtbank daarom niet toe aan een beoordeling van het verzoek om een schadevergoeding. De rechtbank kan een dergelijk verzoek om schadevergoeding alleen in behandeling nemen als het beroep gegrond is. Voor een proceskostenveroordeling of kostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart de beroepen niet-ontvankelijk;
verklaart zich ten aanzien van het verzoek om een schadevergoeding onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van
mr. W. Dekkers, griffier, op 6 januari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.
Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.
Dit volgt uit artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
Onder gewone post wordt verstaan door PostNL of door ieder ander bij de Autoriteit Consument en Markt geregistreerd postvervoerbedrijf.
Dit volgt uit artikel 6:9, tweede lid, van de Awb.
Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.
Artikel 8:73 van de Awb. Dit wetsartikel is van toepassing op basis van overgangsrecht waarin is voorzien bij de invoering van titel 8.4 van de Awb, te weten artikel V van de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten (Stb. 2013, 50) in samenhang bezien met de omstandigheid dat artikel 4:126 van de Awb nog niet in werking is getreden (vgl. Stb. 2013, 162). | Link naar deze uitspraak
|
| |
|
|