Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:RBGEL:2025:4320 
 
Datum uitspraak:10-06-2025
Datum gepubliceerd:12-06-2025
Instantie:Rechtbank Gelderland
Zaaknummers:ARN 23_6711 en 24_167
Rechtsgebied:Socialezekerheidsrecht
Indicatie:Autohandel. Eiser heeft op geld waardeerbare activiteiten verricht. Intrekking bijstand.
Trefwoorden:gewassen
levensonderhoud
 
Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem

Bestuursrecht

zaaknummers: ARN 23/6711 en 24/167
uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaken tussen

[eiser] te [plaats 1], eiser
(gemachtigde: mr. M.T. Lamers),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen
(gemachtigde: mr. D.T.P.J. Damen en [naam gemachtigde]).


Samenvatting

Deze uitspraak gaat over de herziening en intrekking van eerder toegekende bijstand en de weigering om aan eiser opnieuw bijstand te verlenen. Eiser is het niet eens met het standpunt van het college dat hij op geld waardeerbare activiteiten heeft verricht, hij over die activiteiten geen duidelijkheid heeft verschaft en daarom zijn recht op bijstand niet kan worden vastgesteld. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de vraag of het college op terechte gronden de bijstand heeft ingetrokken en geweigerd.

De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de hiervoor gestelde vraag bevestigend moet worden beantwoord. Eiser krijgt geen gelijk. De beroepen zijn ongegrond.




Procesverloop

1. Met de bestreden besluiten van 18 september 2023 en 30 november 2023 op de bezwaren van eiser is het college, onder aanvulling van de motivering, gebleven bij zijn besluiten om de bijstand van eiser te herzien en terug te vorderen over de periode van 1 januari 2022 tot 14 juni 2023, per 14 juni 2023 in te trekken en de nieuwe aanvragen van 3 augustus 2023 en 11 oktober 2023 af te wijzen.


1.1.
Eiser heeft afzonderlijk beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten.



1.2.
De rechtbank heeft de beide beroepen op 27 maart 2025 gevoegd op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van het college deelgenomen. Verder is de dochter van eiser, [persoon A], verschenen. Eiser heeft zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank



Omvang van het geschil

2. Eiser heeft op de zitting desgevraagd verklaard dat zijn beroep niet is gericht tegen de beslissing van het college om zijn recht op bijstand over de periode van 1 januari 2022 tot en met 31 mei 2023 te herzien aan de hand van de middelen die hij in deze periode heeft ontvangen. Ook verzet hij zich niet tegen de terugvordering van kosten van bijstand die in deze periode ten gevolge van de herziening van zijn recht op bijstand ten onrechte aan hem zijn betaald.



2.1.
Eiser keert zich tegen de beslissing van het college om zijn bijstand over de maand juni 2023 (1 juni tot en met 13 juni 2023) te herzien, zijn bijstand met ingang van 14 juni 2023 in te trekken en zijn nieuwe aanvragen van 3 augustus 2023 en 11 oktober 2023 af te wijzen.


Niet betwiste feiten

3. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.



3.1.
Eiser heeft vanaf 24 oktober 2018 bijstand naar de norm van een alleenstaande ontvangen van het college.



3.2.
Zoon S. van eiser is op 1 december 2022 een bedrijf in schadeauto’s gestart. Het bedrijf is door S. ingeschreven in de Kamer van Koophandel. S. was op dat moment nog minderjarig. Op de statusformulieren van januari en februari 2023 heeft eiser aangegeven dat hij wil gaan werken in het bedrijf van S.



3.3.
Nadat het college een melding van de politie heeft ontvangen, is de sociale recherche namens het college een onderzoek gestart naar de rechtmatigheid van de aan eiser verstrekte bijstand. Volgens de melding controleerde de politie in de nabijheid van een garagebox aan [locatie] in [plaats 1] een opvallend dure Mercedes met een eendagskenteken. Eiser en S. zaten in deze auto.



3.4.
In het kader van het (verdiepings)onderzoek heeft de sociale recherche – onder meer – de Basisregistratie Personen, de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW), de Kamer van Koophandel, Marktplaats en het bijstandsdossier van eiser geraadpleegd. Verder zijn openbare bronnen op het internet, statusformulieren en bankafschriften van eiser beoordeeld. Tot slot heeft de sociale recherche twee keer een gesprek gevoerd met eiser.



3.5.
Uit onderzoek naar de registraties bij de RDW is gebleken dat eiser op dat moment twee auto’s op zijn naam had staan. Een Volvo V60 uit 2013 met een dagwaarde tussen de
€ 10.000 en de € 14.000 en een Mercedes GLE uit 2016 met een dagwaarde tussen de
€ 68.000 en de € 76.000.




3.6.
Op 27 mei 2023 heeft eiser het kenteken van de Mercedes over laten schrijven naar S. Op 5 juni 2023 is het kenteken van deze auto weer overgeschreven op naam van eiser. Op 29 juni 2023 is deze auto verkocht. Naast deze auto’s had eiser over de periode van 25 november 2011 tot en met 6 april 2023 acht andere auto’s op zijn naam staan, waaronder tot 6 april 2023 een Volkswagen Tiguan uit 2016 met een dagwaarde tussen de € 18.000 en € 22.000. Verder is gebleken dat eiser in 2023 drie andere auto’s en drie brommers korte tijd op naam heeft gehad, waarvan twee eerder op naam van S. stonden.



3.7.
Bij brief van 5 juli 2023 is eiser opgeroepen voor een gesprek op 12 juli 2023. Eiser is samen met zijn dochter op dit gesprek verschenen. Tijdens dit gesprek heeft hij samengevat het volgende verklaard. De Mercedes heeft hij voor € 20.000 gekocht op
1 december 2022 en op 29 juni 2023 verkocht voor € 35.000. De Volkswagen Tiguan heeft hij op 17 november 2022 gekocht voor ongeveer € 9.000. Deze auto heeft hij geruild voor de Volvo en er nog € 12.000 bij gekregen. De stortingen op zijn bankrekening betreffen verdiensten voor het werk dat eiser verricht heeft. Sommige betalingen kan hij zich niet herinneren. De aankopen bij garages en onderdelenwinkels zijn bestemd voor reparaties die eiser met zijn twee zoons verricht in een garage in [plaats 2] van een vriend van hem. Eiser handelt niet op marktplaats, S. wel. Zijn andere zoon, M., helpt hem met de verkoop van de auto’s.



3.8.
Op 13 juli 2023 heeft er een vervolggesprek plaatsgevonden met eiser en zijn dochter. Daar heeft hij het volgende verklaard. Het geld voor de aankoop van de Volkswagen Tiguan heeft hij geleend van zijn zus die in Zweden woont. Van deze lening is geen administratie bijgehouden. Eiser gaat niet elke dag, maar soms, op zoek naar auto’s om te kopen.



3.9.
Onderzoek van de bankafschriften van eiser leidde tot de volgende bevindingen. Op de bankrekening worden contante stortingen gedaan en eiser doet ook zelf contante stortingen bij de bank. Eiser koopt auto-onderdelen bij garages, hij betaalt veel verkeersboetes aan het Centraal Justitieel Incassobureau, eiser huurt een garagebox bij [bedrijf], eiser huurt samen met zijn zoon auto’s en eiser heeft betalingen gedaan aan Marktplaats voor het plaatsen van advertenties. Verder is te zien dat eiser veelvuldig betalingen doet bij een carwash en dat hij veel tankt.



3.10.
Gedurende het rechtmatigheidsonderzoek heeft het college het recht op bijstand van eiser per 1 juni 2023 opgeschort. De bevindingen van het onderzoek zijn vastgelegd in het (ongedateerde) Rapport Sociale Recherche. Vervolgens heeft het college op 19 juli 2023 het primaire besluit genomen.



3.11.
Op 3 augustus 2023 heeft eiser opnieuw bijstand aangevraagd bij het college.



3.12.
Het college heeft op 18 september 2023 de beslissing op bezwaar (het bestreden besluit 1) genomen. Eiser heeft tegen het bestreden besluit 1 beroep ingesteld.



3.13.
Het college heeft bij besluit van 3 oktober 2023 (het primaire besluit 2) de aanvraag tot toekenning van bijstand afgewezen. Eiser heeft op 6 oktober 2023 bezwaar gemaakt tegen dat besluit.



3.14.
Op 11 oktober 2023 heeft eiser het college opnieuw verzocht hem bijstand toe te kennen. Die aanvraag is afgewezen bij besluit van 16 november 2023 (primaire besluit 3). Eiser heeft op 27 november 2023 bezwaar gemaakt tegen dat besluit.



3.15.
Bij beslissing op bezwaar van 30 november 2023 tegen de primaire besluiten 2 en 3 (het bestreden besluit 2) heeft het college de bezwaren ongegrond verklaard. Eiser heeft ook beroep ingesteld tegen het bestreden besluit 2.



3.16.
Eiser ontvangt inmiddels weer bijstand.


Heeft het college het recht op bijstand op terechte gronden herzien over de periode van 1 tot en met 13 juni 2023?

4. Eiser stelt zich op het standpunt dat het college ten onrechte geen rekening heeft gehouden met het feit dat eiser, om vanaf 1 juni 2023 in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien, leningen heeft moeten afsluiten bij zijn dochter en hij daarom in juni 2023 € 860,- heeft geleend. Deze lening had volgens hem buiten beschouwing moeten worden gelaten. Eiser stelt dat hij over deze periode recht heeft op bijstand tot een bedrag van € 518,12. Het college heeft dat bedrag ten onrechte niet aan hem nabetaald of verrekend met de teruggevorderde bijstand.

5. De rechtbank overweegt als volgt.



5.1.
Een betrokkene heeft in beginsel geen recht op bijstand als en voor zover hij zich periodieke middelen tot levensonderhoud verschaft door leningen aan te gaan. De ontvangen leningen kunnen worden gerekend tot de voor de bijstand in aanmerking te nemen middelen als bedoeld in artikel 31 van de Participatiewet (Pw). Dit kan anders zijn als die betrokkene in een periode waarin hij geen bijstand of ander inkomen ontvangt ter voorziening in zijn levensonderhoud is aangewezen op het aangaan van leningen.



5.2.
Anders dan eiser meent, is niet komen vast te staan dat eiser per en na 1 juni 2023 in bijstandbehoeftige omstandigheden verkeerde waardoor hij voor zijn levensonderhoud was aangewezen op het aangaan van leningen. Eiser heeft, zoals de rechtbank hierna verder zal toelichten, in de periode na 1 juni 2023 nog activiteiten verricht in de autohandel en daar inkomsten uit verkregen of kunnen verkrijgen.



5.3.
Verder heeft eiser de herkomst van het door hem in de maand juni 2023 ontvangen bedrag van € 860,- onvoldoende kunnen verklaren en aannemelijk kunnen maken. Naar het oordeel van de rechtbank kan aan de door hem overgelegde op 1 juli 2023 opgestelde ‘schuldverklaring’ ten bedrage van € 3.500,- en de kasstorting op zijn bankrekening van € 860,- op 4 juni 2023 in dit verband niet de waarde worden toegekend die eiser daaraan gehecht wenst te zien. Voorop staat dat het bedrag op de ‘schuldverklaring’ en de contante storting niet met elkaar overeenkomen.
Verder heeft de contante kasstorting al op 4 juni 2023 plaatsgevonden; een datum waarop het recht op bijstand van eiser nog niet was opgeschort. De kasstorting vermeldt verder ook geen bestemming. Het college heeft deze storting dan ook mogen aanmerkingen als in aanmerking te nemen middelen. Onbetwist is dat dit bedrag hoger is dan de aanspraak van eiser op bijstand over de periode van 1 juni tot en met 13 juni 2023. Het college is dan ook niet gehouden de bijstand over 1 tot en met 13 juni 2023 alsnog aan eiser uit te keren of te verrekenen met de teruggevorderde bijstand.


Intrekking van het recht op bijstand per 14 juni 2023

6. De te beoordelen periode in dit geding loopt van 14 juni 2023 tot en met 19 juli 2023.


Heeft eiser op geld waardeerbare activiteiten verricht?

7. Aan het bestreden besluit 1 is door het college ten grondslag gelegd dat eiser op geld waardeerbare activiteiten in en rondom autohandel heeft verricht, waarvan de precieze aard en omvang onduidelijk is gebleven en waarvan eiser geen melding heeft gemaakt aan het college. Daardoor kan volgens het college het recht op bijstand niet worden vastgesteld. Het college heeft daarom het recht op bijstand ingetrokken vanaf 14 juni 2023.



7.1.
Eiser stelt zich op het standpunt dat hij geen op geld waardeerbare activiteiten heeft verricht. S. heeft korte tijd een bedrijf in de autohandel gehad. Binnen dat bedrijf heeft eiser, anders dan hij doet voorkomen, geen actieve rol gehad. Dat kon eiser vanwege zijn gezondheidssituatie niets eens. Eiser wordt door zijn klantmanager bijstand ook niet verplicht om te solliciteren of te gaan werken omdat eiser dat niet meer kan.


7.1.1.
Eiser heeft S. gezelschap gehouden als S. op pad ging voor de inkoop van auto’s voor zijn bedrijf maar eiser voerde niet de gesprekken met de verkopers. Eiser spreekt gebrekkig Nederlands en heeft een (te) kort lontje. Het klopt dat eiser auto-onderdelen heeft ingekocht maar deze waren bestemd voor eigen gebruik, zoals voor (in) de auto van zijn dochter. Dat eiser een garagebox heeft gehuurd, betekent niet dat eiser betrokken is geweest bij autohandel.
Om zijn dagen een (sociale) invulling te geven, gaat eiser regelmatig een auto wassen bij de autowasstraat. Het gaat dan steeds om één auto per keer, waarvoor hij in korte tijd diverse kleine bedragen afrekent. Of eiser gaat ‘rondjes’ rijden in een door hem geleende auto. In dat geval zal eiser ook moeten tanken. Bovendien is niet elke betaling bij een tankstation bedoeld voor benzine. Eiser heeft daar ook andere zaken gekocht en afgerekend.
Eiser heeft verschillende auto’s, die bestemd waren voor het bedrijf van S., korte tijd op zijn naam gezet. Dat moest wel omdat S. nog minderjarig was en om die reden geen auto’s op zijn naam mocht zetten. Na een ruzie met S. heeft eiser de Mercedes weer op zijn naam gezet. De verkoopopbrengst van de Mercedes heeft S. gebruikt om schulden af te lossen.
Door het college is niet vastgesteld aan de hand van observaties dat eiser daadwerkelijk op geld waardeerbare activiteiten heeft verricht.



8. De rechtbank overweegt als volgt.




8.1.
Van op geld waardeerbare activiteiten is sprake als de bijstandsgerechtigde activiteiten verricht die naar hun aard op geld waardeerbaar zijn.


8.1.1.
Het is daarbij niet van belang of de bijstandsgerechtigde ook daadwerkelijk inkomsten uit die activiteiten heeft ontvangen. Het gaat er om dat de bijstandsgerechtigde met de activiteiten inkomsten had kunnen verwerven.



8.1.2.
De vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep geeft geen aanleiding om in zaken als deze een andere maatstaf aan te leggen voor de vraag of sprake is van op geld waardeerbare activiteiten in en rondom autohandel.




8.2.
De activiteiten zoals beschreven onder 6.1.1. e.v. en waarvan onweersproken vaststaat dat eiser die heeft verricht, zijn (niet anders) te begrijpen (dan) als het verrichten van autohandel en daarmee als activiteiten die naar hun aard op geld waardeerbaar zijn.



8.3.
Dat eiser stelt dat hij die activiteiten heeft verricht ten behoeve van (het bedrijf van) S. en/of zijn dochter (aankopen onderdelen en verrichten van reparaties) dan wel om zijn dagen een zinvolle invulling te geven maakt dat niet anders. Eiser kan dat bovendien niet staven aan de hand van objectief verifieerbare stukken.
De rechtbank betrekt bij haar oordeel dat als onweersproken vaststaat dat eiser meerdere kentekens, waaronder tenminste één eendagskenteken, op zijn naam heeft gehad waarvoor eiser, gelet op de periode waarin eiser de betreffende kentekens op naam had, geen afdoende verklaring kan geven.
Verder zijn met de aan- en verkoop van de verschillende auto’s aanzienlijke bedragen gemoeid geweest en eiser heeft niet (voldoende) kunnen onderbouwen hoe hij aan het benodigde geld voor de aankoop is gekomen en wat hij met de verkoopopbrengst heeft gedaan, laat staan dat eiser dat heeft kunnen staven aan de hand van een deugdelijke administratie.
Dat eiser zijn dagen een zinvolle invulling wil geven, siert eiser. Dat neemt niet weg dat deze invulling toch aangemerkt kan worden als een op geld waardeerbare activiteit.



8.4.
De slotsom is dan ook dat eiser op geld waardeerbare activiteiten heeft verricht.



Is het recht op bijstand op terechte gronden ingetrokken ?

9. De rechtbank overweegt als volgt.



9.1.
Kan als gevolg van schending van de wettelijke inlichtingenverplichting het recht op bijstand niet (meer) worden vastgesteld, dan kan de bijstand worden geweigerd, beëindigd dan wel ingetrokken. De rechtbank zal dan ook moeten beoordelen of het college het recht op bijstand niet (meer) kon vaststellen.



9.2.
Aan het bestreden besluit 1 heeft het college ten grondslag gelegd dat eiser de inlichtingenverplichting heeft geschonden door niet aan het college te melden dat hij in de te beoordelen periode op geld waardeerbare activiteiten in en rondom autohandel heeft verricht waarvan de omvang onduidelijk is gebleven.



9.3.
Als niet (langer) weersproken staat vast dat eiser de door hem verrichte, en op geld waardeerbare, activiteiten in de te beoordelen periode niet aan het college heeft medegedeeld. Eiser wist, in ieder geval kon weten, dat deze informatie van belang was voor zijn recht op bijstand. Door dit niet mee te delen heeft hij de op hem rustende inlichtingenverplichting geschonden.



9.4.
Omdat eiser vervolgens niet met concrete gegevens is gekomen over de omvang en de aard van de door hem verrichte activiteiten en ook geen administratie heeft bijgehouden met betrekking tot de door hem ontvangen en te bedingen inkomsten heeft het college terecht het standpunt ingenomen dat het recht op bijstand in de te beoordelen periode niet is vast te stellen, ook niet schattenderwijs. Het college heeft dan ook op terechte gronden het recht op bijstand met ingang van 14 juni 2023 ingetrokken.


Heeft het college terecht geweigerd bijstand te verstrekken?

10. Voor wat betreft het bestreden besluit 2, waarbij het college is gebleven bij de afwijzing van de aanvragen van 3 augustus 2023 en 11 oktober 2023 tot toekenning van bijstand overweegt de rechtbank als volgt.



10.1.
De te beoordelen perioden lopen van 3 augustus 2023 tot en met 3 oktober 2023 en vervolgens van 11 oktober 2023 tot en met 16 november 2023.



10.2.
Uit vaste jurisprudentie volgt dat, als eerder verleende periodieke bijstand is beëindigd of ingetrokken en de betrokkene daarna een aanvraag indient gericht op het (opnieuw) verkrijgen van bijstand met ingang van een later gelegen datum, het op de weg van de aanvrager ligt om aan te tonen dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden, in die zin dat hij op dat latere tijdstip wel voldoet aan de voorwaarden voor het recht op bijstand.


10.3.
Anders dan eiser stelt, volgt uit de gedingstukken dat voorafgaande aan én in de beide beoordelingsperiodes (maar ook in de tussengelegen periode van 4 tot en met 10 oktober 2023) geen wijziging van omstandigheden heeft plaatsgevonden. In tegendeel, hieruit volgt dat eiser de op geld waardeerbare activiteiten (in en rondom autohandel) heeft voortgezet.



10.4.
Zo is de Mercedes GLE op 29 juni 2023, na de bedrijfsbeëindiging op 5 juni 2023, verkocht voor een bedrag van € 35.000,-. De Volvo V60 is op 23 augustus 2023 verkocht. Eiser heeft niet, aan de hand van objectieve, verifieerbare, gegevens aannemelijk gemaakt dat de verkoopopbrengst van beide auto’s, door het college geschat op in totaal € 47.000,-, niet aan hem ten goede is gekomen en hij daarmee niet in zijn levensonderhoud heeft kunnen voorzien.
Daarnaast heeft eiser nog steeds (onweersproken) auto-onderdelen gekocht, een ruimte (garagebox) bij [bedrijf] gehuurd, regelmatig getankt en auto’s gewassen en contante stortingen ontvangen, terwijl eiser niet (voldoende) kan verklaren hoe hij aan de contanten is gekomen.



10.5.
Eiser heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat hij (op enig moment) in de periode tussen 3 augustus 2023 en 16 november 2023 (wel) in bijstandbehoeftige omstandigheden verkeerde.



10.6.
Het college heeft dan ook beide keren op terechte gronden geweigerd aan eiser bijstand toe te kennen.





Conclusie en gevolgen

11. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat het college de bijstand terecht heeft herzien over de periode van 1 juni tot en met 13 juni 2023, de bijstand terecht heeft ingetrokken met ingang van 14 juni 2023 en de aanvragen van eiser om bijstand van
3 augustus 2023 en van 11 oktober 2023 terecht heeft afgewezen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.




Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.




Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. K.V. van Weert, griffier.

Uitgesproken in het openbaar op













griffier


rechter







Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:




Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

BIJLAGE


Juridisch kader

Artikel 17, eerste lid, van de Pw bepaalt dat de belanghebbende aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling doet van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand.

In artikel 54, derde lid, van de Pw is bepaald dat het college een besluit tot toekenning van bijstand herziet, dan wel een besluit tot toekenning van bijstand intrekt, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand.




Eiser stelt dat hem nog een bedrag van € 518,12 moet worden nabetaald over de maand juni 2023.


Een eendagskenteken is een kenteken dat maar voor één dag geldig is, zodat een te keuren auto verzekerd kan worden voordat daarmee naar een keuringsstation van de Rijksdienst voor het Wegverkeer gereden kan worden.


Op grond van artikel 54, eerste lid, van de Participatiewet (Pw).


Gecorrigeerd bij brief van 11 oktober 2023.


Het college heeft eerst bij besluit van 22 juni 2023 besloten tot opschorting van de bijstand.


Eiser heeft meerdere hersenbloedingen gehad, waarvan tenminste één vóór de in deze procedures betrokken periodes.


Zie bijvoorbeeld de volgende uitspraken van de Centrale Raad van Beroep: 26 april 2005, ECLI:NL:CRVB:2005:AT5149; 17 mei 2005, ECLI:NL:CRVB:2005:AT5880; 13 juni 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2437; 6 februari 2024; ECLI:NL:CRVB:2024:258.


Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 8 januari 2019 van de Centrale Raad van Beroep, ECLI:NL:CRVB:2019:27.


Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 14 januari 2014 van de Centrale Raad van Beroep, ECLI:NL:CRVB:2014:236.


Het van belang zijnde juridische kader is in een bijlage opgenomen.


Als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Pw.


De datum van het primaire besluit waarmee de aanvraag van 3 augustus 2023 is afgewezen.


De datum van het primaire besluit waarmee de aanvraag van 11 oktober 2023 is afgewezen.


Zie bijvoorbeeld de volgende uitspraken van de Centrale Raad van Beroep:
17 april 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1420, en 10 december 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:2445.



Het ongedateerde rapport van de SR, opgesteld na de aanvraag van 3 augustus 2023, het rapport van 3 oktober 2023 van de SR en het rapport van 15 november 2023 van de SR.
Link naar deze uitspraak