|
|
ECLI:NL:RBDHA:2025:18665 | | | Datum uitspraak | : | 04-09-2025 | Datum gepubliceerd | : | 17-10-2025 | Instantie | : | Rechtbank Den Haag | Zaaknummers | : | AWB - 25 _ 786 | Rechtsgebied | : | Belastingrecht | Indicatie | : | Schending hoorplicht. De rechtbank volgt belanghebbende niet in zijn betoog dat sprake is van een schending van het hoorplicht. Beroep ongegrond. | Trefwoorden | : | belastingrecht | | | naheffingsaanslag | | Uitspraak | Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 25/786
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 september 2025 in de zaak tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] , belanghebbende(gemachtigde: F.R. Eggink),
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Leiden, heffingsambtenaar.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de heffingsambtenaar van 19 december 2024 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 augustus 2025.
De heffingsambtenaar heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam] . Belanghebbende en zijn gemachtigde zijn, zonder bericht van verhindering, niet verschenen. De gemachtigde van belanghebbende is door de griffier van de rechtbank bij een digitaal verzonden bericht onder vermelding van plaats, datum en tijdstip uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Blijkens de bij het hiervoor genoemde bericht opgeslagen data in de digitale postkamer van de rechtbank is het bericht op 2 juli 2025 verzonden via het webportaal ‘Mijn Rechtspraak’. Tegelijk met het genoemde bericht is gemachtigde per e-mailbericht naar het door hem opgegeven e-mailadres in kennis gesteld van de plaatsing van het genoemde bericht in het webportaal ‘Mijn Rechtspraak’. Gelet hierop is de gemachtigde naar het oordeel van de rechtbank overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitgenodigd.
Overwegingen
1. Op 2 november 2024 om 18:40 uur stond de auto van belanghebbende met kenteken [kenteken] (de auto) geparkeerd aan Zoeterwoudsesingel te Leiden (de locatie). Deze locatie is door burgemeester en wethouders van de gemeente Leiden aangewezen als een plaats waar mag worden geparkeerd tegen betaling van parkeerbelasting.
2. Tijdens een controle op voormelde datum en tijdstip is geconstateerd dat voor de auto geen parkeerbelasting was voldaan. Naar aanleiding daarvan is aan belanghebbende een naheffingsaanslag opgelegd van € 73,10, waarbij € 3,10 ziet op nageheven parkeerbelasting en € 70,00 op kosten van de naheffing.
3. Namens belanghebbende heeft de gemachtigde zijn bezwaarschrift van
11 november 2024 verzocht om een hoorzitting.
4. Per brief van 14 november 2024 heeft de heffingsambtenaar de gemachtigde van belanghebbende uitgenodigd voor een hoorgesprek op 18, 19 of 21 november 2024. In een begeleidende e-mail heeft de heffingsambtenaar de gemachtigde verzocht om te reageren op de voorgestelde data.
5. De heffingsambtenaar heeft vervolgens op 3 december 2024 de gemachtigde van belanghebbende per e-mail verzocht om met een nieuwe datum en tijdstip te komen om gehoord te worden.
6. De heffingsambtenaar heeft geen reactie ontvangen op voornoemde
e-mailberichten aan de gemachtigde en heeft, zonder de belanghebbende te horen, met dagtekening 19 december 2024 uitspraak op bezwaar gedaan.
7. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Specifiek is in geschil of de hoorplicht is geschonden.
8. Belanghebbende stelt dat sprake is van schending van de hoorplicht, omdat ondanks het verzoek in het bezwaarschrift, in bezwaar niet is gehoord. Volgens belanghebbende is hij nooit uitgenodigd om fysiek gehoord te worden. Belanghebbende verzoekt de rechtbank het besluit te vernietigen, de zaak naar de heffingsambtenaar terug te verwijzen en de proceskosten in de bezwaar- en beroepsfase conform het Besluit proceskosten bestuursrecht toe te kennen.
9. De heffingsambtenaar heeft het standpunt van belanghebbende gemotiveerd weersproken en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
10. Op grond van artikel 7:2 van de Awb dient de heffingsambtenaar belanghebbende in de gelegenheid te stellen te worden gehoord. De heffingsambtenaar heeft naar aanleiding van het verzoek van de gemachtigde om te worden gehoord op 14 november 2024 schriftelijk een drietal data voorgesteld om belanghebbende te horen en hij heeft de gemachtigde daarbij verzocht om voor 15 november 2024 door te geven welke datum en tijdstip zijn voorkeur heeft. Gemachtigde heeft hierop niet gereageerd. Vervolgens heeft de heffingsambtenaar de gemachtigde op 3 december 2024 verzocht om met een voorstel voor een datum en tijdstip te komen om gehoord te worden. Gemachtigde heeft hierop eveneens niet gereageerd. Uit het beroepschrift volgt dat niet in geschil is dat het voorstel en het tweede verzoek de gemachtigde heeft bereikt.
11. Belanghebbende voert ook aan dat zich geen uitzondering heeft voorgedaan van de in artikel 7:3 van de Awb genoemde situaties waarin van horen kan worden afgezien en dat de heffingsambtenaar de hoorplicht heeft geschonden door af te zien van het houden van een hoorzitting in persoon. Voor zover de heffingsambtenaar belanghebbende heeft uitgenodigd voor een telefonische hoorzitting, doet dit volgens belanghebbende niets aan het voorgaande af. Telefonisch horen is alleen mogelijk als belanghebbende daarom heeft verzocht, dan wel daarmee uitdrukkelijk heeft ingestemd, aldus belanghebbende.
12. De rechtbank volgt belanghebbende niet in zijn betoog dat sprake is van een schending van de hoorplicht. De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar met de hierboven beschreven berichten voldoende pogingen heeft ondernomen om tegemoet te komen aan het verzoek van belanghebbende om te worden gehoord. De heffingsambtenaar kon dan ook uit de omstandigheid dat geen reactie werd ontvangen afleiden dat belanghebbende afstand deed van zijn recht om te worden gehoord. Verder is de rechtbank van oordeel dat als belanghebbende niet telefonisch, maar in persoon had willen worden gehoord, hij dit tijdig en duidelijk kenbaar had moeten maken aan de heffingsambtenaar. De heffingsambtenaar heeft de gemachtigde van belanghebbende daartoe voldoende in de gelegenheid gesteld.
13. Belanghebbende heeft geen inhoudelijke gronden aangevoerd tegen de naheffingsaanslag.
14. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is het beroep ongegrond.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.H. van den Ende, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M.M. Schillings, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
4 september 2025.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht).
Dat kan digitaal via www.rechtspraak.nl, daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan ook door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift is, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend.
Verder vermeldt u ten minste het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep). | Link naar deze uitspraak
|
| |
|
|