|
|
|
| ECLI:NL:GHARL:2025:6727 | | | | | Datum uitspraak | : | 30-10-2025 | | Datum gepubliceerd | : | 14-11-2025 | | Instantie | : | Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden | | Zaaknummers | : | 200.355.801 | | Rechtsgebied | : | Civiel recht | | Indicatie | : | Artikel 1:253n BW
Het hof heeft de beschikking van de rechtbank, waarbij het gezag van de vader is beëindigd en het eenhoofdig gezag aan de moeder is toegekend, bekrachtigd. | | Trefwoorden | : | burgerlijk wetboek | | | | Uitspraak | GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.355.801
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 582929)
beschikking van 30 oktober 2025
inzake
[appellant]
,
wonende in [woonplaats1] ,verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. N.A. de Kock,
tegen
[geïntimeerde]
,
wonende in [woonplaats1] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M. Cortet.
1Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 28 februari 2025, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, hierna ook: de bestreden beschikking.
2Het geding in hoger beroep
2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlagen, ingekomen op 28 mei 2025;
- het verweerschrift van de moeder met een bijlage.
2.2
De hierna te noemen minderjarige [minderjarige1] is in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken met betrekking tot het verzoek, maar heeft daarvan geen gebruik gemaakt.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 2 oktober 2025 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
-de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
-Mr. Cortet, namens de moeder;
-een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).
3De feiten
3.1
De vader en de moeder hebben een relatie met elkaar gehad. Zij zijn de ouders van:
- [minderjarige1] (hierna: [minderjarige1] ), geboren [in] 2013 in [geboorteplaats] ;
- [minderjarige2] (hierna: [minderjarige2] ), geboren [in] 2017 in [geboorteplaats1] ;
- [minderjarige3] hierna: [minderjarige3] ), geboren [in] 2018 in [geboorteplaats1] , hierna samen ook te noemen: de kinderen, over wie de ouders tot aan de bestreden beschikking gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenden.
De moeder heeft nog een dochter: [minderjarige4] , geboren [in] 2010 in [geboorteplaats2] , over wie zij als enige juridische ouder het eenhoofdig gezag heeft.
3.2
Bij beschikking van 14 juni 2024 heeft de kinderrechter de kinderen onder toezicht gesteld van de GI tot 14 maart 2025. Bij beschikking van 7 maart 2025 heeft de kinderrechter die ondertoezichtstelling verlengd tot 14 september 2025. Nadien is de ondertoezichtstelling niet verlengd. Om die reden is de GI niet langer aangemerkt als belanghebbende in deze zaak.
3.3
Bij verzoekschrift van 22 oktober 2024 heeft de moeder bij de rechtbank verzocht om primair: te bepalen dat zij voortaan alleen belast zal zijn met het ouderlijk gezag over [minderjarige1] , [minderjarige2] en [minderjarige3] ;
subsidiair: haar vervangende toestemming te verlenen voor de aanvraag van een paspoort voor die minderjarigen.
4De omvang van het geschil
4.1
Bij de bestreden -uitvoerbaar bij voorraad verklaarde- beschikking heeft de rechtbank het gezag van de vader over [minderjarige1] , [minderjarige2] en [minderjarige3] beëindigd en bepaald dat het gezag over hen vanaf dat moment alleen aan de moeder toekomt.
4.2
De vader is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Hij verzoekt het hof om die beschikking te vernietigen en het verzoek van de moeder om te bepalen dat zij voortaan alleen belast zal zijn met het ouderlijk gezag over [minderjarige1] , [minderjarige2] en [minderjarige3] alsnog af te wijzen.
4.3
De moeder heeft verweer gevoerd. Zij vraagt het hof om de vader in zijn verzoek in hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren dan wel dat verzoek af te wijzen.
5De motivering van de beslissing
Wat staat er in de wet?
5.1
Op grond van artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing op grond waarvan het gezamenlijk gezag is ontstaan van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter kan dan bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
Hoe luiden de standpunten?
5.2
De vader stelt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het in het belang van de kinderen noodzakelijk is dat het gezag van hem wordt beëindigd, nu hij weigert toestemming te geven voor gezagsbeslissingen. Hij heeft geweigerd om mee te werken aan de aanvraag van een paspoort voor de kinderen omdat hij wil dat de kinderen, volgens de afspraak die hij eerder met de moeder had gemaakt, zijn achternaam zullen dragen. Het is niet zo dat hij heeft geweigerd of in de toekomst zal weigeren om toestemming te geven voor andere gezagsbeslissingen. Daarnaast verwacht de vader dat de moeder en hij, door te werken aan de doelen van de ondertoezichtstelling, meer begrip voor elkaar kunnen krijgen, beter kunnen communiceren en ook beter gezamenlijk het gezag kunnen uitoefenen. Volgens de vader waren zij al goed op weg door met behulp van het buurtteam een ouderschapsplan op te stellen en mee te werken met hulpverlening.
5.3
De moeder voert aan dat de rechtbank terecht en op juiste gronden het gezamenlijk gezag heeft beëindigd. De vader weigert toestemming te geven voor gezagsbeslissingen. De vader heeft gezegd dat hij niet voor alle gezagsbeslissingen, zoals voor de aanvraag van een paspoort voor de kinderen en buitenlandvakanties, toestemming zou geven zolang de kinderen niet zijn achternaam dragen. Zij heeft er nooit mee ingestemd dat de kinderen de achternaam van de vader zouden krijgen. Met het eenhoofdig gezag kon de moeder paspoorten aanvragen en naar het buitenland op vakantie gaan met de kinderen. Dit geeft rust en is in het belang van de kinderen. De vader wil alleen meewerken aan beslissingen als het hem uitkomt. De moeder heeft niet de verwachting dat in die situatie binnen afzienbare tijd verbetering komt. De laatste verlenging van de ondertoezichtstelling werd gebruikt om de moeder en de kinderen goed over te dragen aan het wijkteam. Anders dan de vader stelt wordt er niet langer gewerkt aan andere doelen van de ondertoezichtstelling.
5.4
De raad heeft geadviseerd om het huidige eenhoofdige gezag over de kinderen te laten voortbestaan. Het doel van de ondertoezichtstelling was om de spanningen en de conflicten tussen de ouders weg te nemen. Dat doel is maar deels behaald. Er zijn minder conflicten tussen de ouders en zij communiceren ook beter met elkaar. Er is echter nog steeds een gebrek aan vertrouwen tussen de ouders, waarbij sprake is van beschuldigingen en leugens over en weer. De ouders liggen nog steeds niet op één lijn over gezagsbeslissingen. Bovendien verblijft de vader vaak in het buitenland, wat het verkrijgen van zijn toestemming voor dergelijke beslissingen bemoeilijkt. Dit alles bracht veel onrust voor de kinderen. Met de toekenning van het eenhoofdig gezag aan de moeder is er meer rust voor de kinderen gekomen, wat volgens de raad in hun belang is.
Het oordeel van het hof
5.5
Uit de stukken en wat tijdens de zitting is gezegd is het volgende gebleken. Een doel van de ondertoezichtstelling, die inmiddels is geëindigd, was om de ouders meer op één lijn te krijgen over de door hen te nemen gezagsbeslissingen voor de kinderen. Het hof begrijpt uit de standpunten van partijen dat dat maar deels is gelukt. De vader heeft tijdens de zitting zijn standpunt herhaald dat hij wenst dat de kinderen zijn achternaam krijgen en dat dat zijn voorwaarde was om toestemming te geven voor de aanvraag van een paspoort voor de kinderen. De moeder heeft de stelling van de vader, dat zij de afspraak hadden gemaakt om de kinderen de achternaam van de vader te geven, ontkend. Dit strijdpunt tussen de ouders heeft uiteindelijk geleid tot de toekenning van het eenhoofdig gezag aan de moeder. De angst van de vader is dat hij zonder gezag niet zal horen wat er met de kinderen gebeurt als zij met de moeder op vakantie zijn in het buitenland. Daarnaast is gebleken dat de vader het de moeder niet toestaat dat er in haar woning andere personen, in het bijzonder mannen, bij de kinderen zijn, als de moeder afwezig is. Door middel van zijn gezag wil de vader hier invloed op kunnen uitoefenen. Ook is naar voren gekomen dat de vader zich, mede als gevolg van zijn frequente buitenlandverblijf, niet houdt aan de vastgestelde omgangsregeling met de kinderen en dat hij, als hij in Nederland is, soms wel dagelijks bij de moeder op de stoep staat om contact met de kinderen te hebben. Namens de moeder is verklaard dat zij het gedrag van de vader als claimend en onprettig ervaart, maar dat zij daaraan geen weerstand durft te bieden. Het hof begrijpt dat deze handelwijze van de vader bij de moeder en zeker bij de kinderen veel onrust brengt. Bovendien is de vader, nu hij vaak in het buitenland verblijft, minder goed op de hoogte van wat er in het dagelijkse leven van de kinderen speelt en wordt hij daardoor bemoeilijkt in het nemen van gezagsbeslissingen over hen. Gebleken is, zoals ook door de raad is verklaard, dat er door het eenhoofdig gezag met name bij de kinderen meer rust is ontstaan. De moeder heeft daarmee de vrijheid om de voor de kinderen noodzakelijke gezagsbeslissingen te nemen en de vader zal daardoor naar verwachting minder claimend gedrag vertonen. Het hof acht, gelet op al het voorgaande en op het door de raad gegeven advies, het eenhoofdig gezag bij de moeder in het belang van de kinderen.
6De beslissing
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht van
28 februari 2025.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, P.B. Kamminga en K.A.M. van Os-ten Have, bijgestaan door G.E.M. Bours als griffier, en is op 30 oktober 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier. | Link naar deze uitspraak
|
| | |
|
|