Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:RBDHA:2025:23235 
 
Datum uitspraak:07-11-2025
Datum gepubliceerd:09-12-2025
Instantie:Rechtbank Den Haag
Zaaknummers:C/09/686975 / FA RK 25-45 C/09/686975 / FA RK 25-45
Rechtsgebied:Civiel recht
Indicatie:Voorlopige voorziening, voorlopige zorgregeling en voorlopige kinderalimentatie.
Trefwoorden:arbeidskorting
burgerlijk wetboek
heffingskorting
uitkering
wao
 
Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG

Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 25-4510
Zaaknummer: C/09/686975
Datum beschikking: 7 november 2025

Voorlopige voorzieningen



Beschikking op het op 18 juni 2025 ingekomen verzoek van:




[de man] ,
de man,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. W.R. Arema te Rotterdam.

Als belanghebbende wordt aangemerkt:




[de vrouw] ,
de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. E.M. Buijs-van Bemmel te Krimpen aan den IJssel.



Procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:


het verzoekschrift;


het F9 formulier van 23 juli 2025, met bijlage, van de zijde van de vrouw;


het verweerschrift tevens verzoekschrift;



Op 15 augustus 2025 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:


de man, bijgestaan door zijn advocaat;


de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;



[naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming.



Na de zitting zijn de volgende stukken ontvangen:


het F9 formulier van 29 augustus 2025 van de zijde van de man;


het F9 formulier van 10 september 2025 van de zijde van de man.





Feiten


Partijen zijn met elkaar gehuwd op 18 juli 2022 te Gouda.


Zij zijn de ouders van het nu nog minderjarige kind:


- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2020 te [geboorteplaats 1] .
- De vrouw is ook de ouder van het nu nog minderjarige kind:
- [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2013 te [geboorteplaats 2] .
- De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over [de minderjarige 1] uit.


Verzoek en verweer
Het verzoek van de man strekt ertoe dat een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken ten aanzien van [de minderjarige 1] wordt vastgesteld inhoudende dat [de minderjarige 1] bij de man is elke week van vrijdagmiddag tot zondagavond, een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.

De vrouw voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Tevens verzoekt de vrouw zelfstandig:
- een door de man aan de vrouw te betalen voorlopige kinderalimentatie van € 425,- per maand wordt vastgesteld, telkens bij vooruitbetaling te voldoen,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

De man voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.



Beoordeling

Voorlopige zorgregeling

De man en de vrouw hebben tijdens de zitting afspraken gemaakt over de voorlopige zorgregeling. Deze luidt als volgt:


[de minderjarige 1] is in de oneven weken van vrijdag uit school of vanaf 15:00 uur als er geen school is tot zondag 16:00 uur bij de vader in [plaats] . De vader haalt [de minderjarige 1] op vrijdag op uit school of bij de moeder als er geen school is en de moeder haalt [de minderjarige 1] op zondag op bij de vader. Zodra de vader met zijn werkgever nieuwe afspraken heeft gemaakt is [de minderjarige 1] daarnaast elke woensdag uit school of vanaf 12:30 uur als er geen school is tot 17:30 uur met de vader.

De vakanties worden voorlopig bij helfte verdeeld conform de regeling van [de minderjarige 2] .

De vader draagt er zorg voor dat voor de duur van de voorlopige voorziening zijn nieuwe vriendin en [de minderjarige 1] elkaar niet ontmoeten. Hoewel dit zich niet leent voor opname in het dictum, is het wel wat ouders hebben afgesproken en gaat de rechtbank er vanuit dat de vader zich hieraan houdt.

De rechtbank zal verder overeenkomstig deze afspraken beslissen en de voorlopige zorgregeling hierna opnemen in het dictum van de beschikking.


Voorlopige kinderalimentatie

De man en de vrouw hebben na de zitting de gelegenheid gekregen om in onderling overleg tot afspraken te komen over de kinderalimentatie. Dit is hen niet gelukt waardoor de rechtbank over zal gaan tot het maken van een berekening.


Ingangsdatum

Om proceseconomische redenen zal de rechtbank eerst de ingangsdatum vaststellen. De rechtbank stelt voorop dat zij op grond van artikel 1:402 van het Burgerlijk Wetboek (BW) een grote mate van vrijheid heeft bij het vaststellen van de ingangsdatum. Drie data liggen het meest voor de hand: de datum van het inleidend (zelfstandig)verzoek, de datum waarop de rechter beslist of de datum waarop de omstandigheden intreden die voor de onderhoudsverplichting bepalend zijn.

De rechtbank acht het redelijk om voor de ingangsdatum aan te sluiten bij de datum van de indiening van het zelfstandig verzoek om kinderalimentatie, aangezien de man vanaf deze datum rekening had kunnen houden met een verplichting tot het betalen van kinderalimentatie. Het zelfstandig verzoek is ingediend op 14 augustus 2025 zodat de rechtbank 1 september 2025 als ingangsdatum zal hanteren.


Behoefte van [de minderjarige 1]

De behoefte van [de minderjarige 1] is tussen partijen in geschil. De vrouw houdt bij de berekening van de behoefte alleen rekening met [de minderjarige 1] . De man is daarentegen van mening dat bij de berekening van de behoefte ook rekening dient te worden gehouden met [de minderjarige 2] . [de minderjarige 2] was volgens de man onderdeel van het huishouden van partijen en zij voorzagen al in de behoefte van [de minderjarige 2] voor de geboorte van [de minderjarige 1] .

De rechtbank overweegt als volgt. De man is onderhoudsplichtig voor [de minderjarige 1] en niet voor [de minderjarige 2] . De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om bij de behoefteberekening van [de minderjarige 1] rekening te houden met twee kinderen.

Voor het bepalen van de behoefte moet allereerst het netto besteedbaar inkomen (NBI) van ieder van partijen tijdens hun huwelijk worden bepaald. Ten aanzien van de man gaat de rechtbank uit van zijn bruto maandinkomen van € 3.700,- per maand zoals weergegeven in zijn salarisspecificatie van juli 2025. De rechtbank houdt daarnaast rekening met een pensioenpremie van € 241,- en een aanvullende WAO premie van € 10,-.

Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de volgende fiscale heffingskortingen:


de algemene heffingskorting;


de arbeidskorting.



Uitgaande van de bovenstaande gegevens berekent de rechtbank het NBI van de man op € 3.020,- per maand.

Ten aanzien van de vrouw gaat de rechtbank uit van haar bruto Wajong-uitkering van € 1.644,- per maand zoals weergegeven in haar uitkeringsspecificatie van juni 2025. De rechtbank houdt daarnaast rekening met een vakantietoeslag van € 1.543,- per jaar.

Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de algemene heffingskorting.

Uitgaande van de bovenstaande gegevens berekent de rechtbank het NBI van de vrouw op € 1.393,- per maand.

Het NBGI van partijen bedraagt dus (3.020 + 1.393 =) € 4.413. Op basis van dit NBGI hebben partijen recht op een kindgebonden budget van € 40,- per maand, zodat de rechtbank daarmee rekening zal houden. Dit komt neer op een NBGI van € 4.453,- per maand. Op basis van de tabel eigen aandeel kosten kinderen levert dit een behoefte op van € 608,- per maand in 2025.


Draagkracht van de man

Gelet op de door partijen gemaakte afspraken over de voorlopige zorgregeling zal de man 32 uur per week gaan werken. De rechtbank zal hier rekening mee houden en uitgaan van zijn nieuwe bruto maandinkomen van € 2.960,- per maand (80% van 3.700,-). De rechtbank houdt daarnaast rekening met een pensioenpremie van € 241,- en een aanvullende WAO premie van € 10,-.

Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de volgende fiscale heffingskortingen:


de algemene heffingskorting;


de arbeidskorting.



Volgens de man dient ook rekening te worden gehouden met de daadwerkelijke kosten die de man moet maken ten aanzien van de zorgregeling van [de minderjarige 1] . Volgens de man haalt en brengt hij [de minderjarige 1] waardoor hij circa € 180,- per maand aan brandstofkosten heeft.

De rechtbank overweegt als volgt. Gelet op de door de rechtbank te bepalen voorlopige zorgregeling conform de tussen partijen gemaakte afspraken is het halen en brengen in het weekend tussen partijen verdeeld. De rechtbank acht het redelijk om voor de woensdagen rekening te houden met € 90,- aan extra brandstofkosten.

Uitgaande van de bovenstaande gegevens berekent de rechtbank het NBI van de man op € 2.562,- per maand en zijn draagkracht op € 275,- per maand.


Draagkracht van de vrouw

De rechtbank gaat voor het bepalen van de draagkracht van haar bruto Wajong-uitkering van € 1.644,- per maand zoals weergegeven in haar uitkeringsspecificatie van juni 2025. De rechtbank houdt daarnaast rekening met een vakantietoeslag van € 1.543,- per jaar.

Daarnaast houdt de rechtbank rekening met:


de algemene heffingskorting;


het kindgebonden budget;


de alleenstaande ouderkop.



Uitgaande van de bovenstaande gegevens berekent de rechtbank het NBI van de vrouw op € 2.237,- per maand en haar draagkracht op € 179,- per maand.

De draagkracht van partijen bedraagt gezamenlijk € 454,- per maand (€ 275 + € 179) en is onvoldoende om in de volledige behoefte van Stanley van € 608,- te voorzien. De rechtbank komt daarom niet toe aan een draagkrachtvergelijking. Er is sprake van een tekort van € 154,- per maand.


Zorgkorting

Bij de voorlopige zorgregeling zoals vastgelegd in deze beschikking past een zorgkorting van 25% van de behoefte (0,25 x 608) ofwel € 152,- per maand.

Omdat sprake is van een tekort van € 154,- per maand, wordt het tekort aan beide ouders voor de helft toegerekend. De helft van het tekort komt in mindering op de zorgkorting van de man. Dit betekent dat hij nog recht heeft op een zorgkorting van € 75,- per maand (€ 152) -/- € 77).


Conclusie
De rechtbank zal gelet op het voorgaande bepalen dat de man aan de vrouw, met ingang van 1 september 2025, een voorlopige kinderalimentatie van € 200,- per maand voor [de minderjarige 1] dient te voldoen.


Aanhechten berekeningen

De door de rechtbank gemaakte berekeningen zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan onderdeel uit.


Proceskosten

Omdat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren zoals hierna vermeld.



Beslissing
De rechtbank:

bepaalt dat de minderjarige [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2020 te [geboorteplaats 1] voorlopig:


in de oneven weken van vrijdag uit school of vanaf 15:00 uur als er geen school is tot zondag 16:00 uur bij de vader in [plaats] zal zijn. De vader haalt [de minderjarige 1] op vrijdag uit school of bij de moeder op en de moeder haalt [de minderjarige 1] op zondag bij de vader op;


elke woensdag uit school of om 12:30 uur als er geen school is tot 17:30 uur met de vader zal zijn;



bepaalt de vakanties voorlopig bij helfte worden verdeeld conform de vakantieregeling van [de minderjarige 2] ;

bepaalt dat de man aan de vrouw, met ingang van 1 september 2025 voorlopig een kinderalimentatie ten behoeve van [de minderjarige 1] , (bij co-ouderschap eventueel: medeverzorgt en opvoedt)van € 200,- per maand zal betalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;

verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

wijst af het meer of anders verzochte.









Deze beschikking is gegeven door mr. C. Witteman, rechter, tevens kinderrechter, bijgestaan door mr. A.F. Lemmens als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 7 november 2025.
Link naar deze uitspraak