|
|
|
| ECLI:NL:GHAMS:2025:3296 | | | | | Datum uitspraak | : | 09-12-2025 | | Datum gepubliceerd | : | 11-12-2025 | | Instantie | : | Gerechtshof Amsterdam | | Zaaknummers | : | 200.355.954/01 | | Rechtsgebied | : | Civiel recht | | Indicatie | : | Terugbetaling waarborgsom. In hoger beroep is voldoende onderbouwd dat de waarborgsom door de huurder is betaald. | | Trefwoorden | : | belastingrecht | | | huurovereenkomst | | | wettelijke rente | | | | Uitspraak | GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht,
team I (handel)
zaaknummer : 200.355.954/01
zaak-/rolnummer rechtbank Noord-Holland : 11216471 / CV EXPL 24- 2359
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 9 december 2025
in de zaak van
[appellant] ,
h.o.d.n. Happy Results en m.h.o.d.n. HR United
wonend in [plaats 1] , gemeente [plaats 2] ,
appellante,
advocaat: mr. F.B.A.M. van Oss te Harderwijk,
tegen
[geïntimeerde] B.V.,
gevestigd te [plaats 3] ,
geïntimeerde,
niet verschenen.
Partijen worden hierna [appellant] en [geïntimeerde] genoemd.
1De zaak in het kort
In deze zaak vordert [appellant] terugbetaling van een waarborgsom van [geïntimeerde] . De kantonrechter heeft de vordering afgewezen omdat niet was komen vast te staan dat de waarborgsom aan (de makelaar van) [geïntimeerde] was betaald. In hoger beroep heeft [appellant] een factuur van de makelaar van [geïntimeerde] overgelegd waaruit blijkt dat de waarborgsom wel aan die makelaar is betaald. Het hof wijst de vorderingen alsnog toe.
2Het geding in hoger beroep
[appellant] is bij dagvaarding van 27 mei 2025, met producties, in hoger beroep gekomen van vonnissen van 27 november 2024 en 5 maart 2025 van de kantonrechter te Alkmaar (hierna: de kantonrechter), onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [appellant] als eiseres en [geïntimeerde] als gedaagde.
Tegen [geïntimeerde] is in hoger beroep verstek verleend.
[appellant] heeft een memorie van grieven, met een productie, ingediend en heeft vervolgens om arrest gevraagd.
3Feiten
Het hof gaat uit van de volgende feiten.
3.1.
Tussen [appellant] als huurster en [geïntimeerde] als verhuurster heeft van 1 februari 2014 tot 1 november 2023 een huurovereenkomst bestaan. Bij het sluiten van de huurovereenkomst werden beide partijen bijgestaan door een makelaar.
3.2.
[appellant] heeft [geïntimeerde] na afloop van de huurovereenkomst om terugbetaling van de waarborgsom van € 3.600,- verzocht. [geïntimeerde] heeft daarop geantwoord dat zij de waarborgsom nooit ontvangen heeft.
4Procedure bij de kantonrechter
4.1.
Samengevat heeft [appellant] bij de kantonrechter gevorderd om [geïntimeerde] , bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, te veroordelen tot betaling aan haar van € 3.600,- aan waarborgsom en van € 485,- aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met rente en kosten.
4.2.
De kantonrechter heeft de vorderingen afgewezen omdat volgens haar niet was komen vast te staan dat (de makelaar van) [appellant] de waarborgsom aan de makelaar van [geïntimeerde] had (door)betaald.
5Vordering in hoger beroep
5.1.
[appellant] vordert vernietiging van de bestreden vonnissen althans van het bestreden eindvonnis en alsnog - uitvoerbaar bij voorraad - toewijzing van haar vordering tot betaling van € 3.600,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2023 en van € 485,- aan buitengerechtelijke incassokosten, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties.
6Beoordeling
6.1.
Het hof ziet aanleiding de grieven gezamenlijk te bespreken. Het geschil tussen partijen spitst zich toe op de vraag of de waarborgsom aan (de makelaar) van [geïntimeerde] is betaald.
6.2.
In hoger beroep heeft [appellant] een factuur van de makelaar van [geïntimeerde] overgelegd met nummer 201401 waarop een waarborgsom van € 3.600,- en € 756,- aan btw
in rekening is gebracht. Op de factuur, die gericht is aan [appellant] , is vermeld: ‘Reeds betaald € 3.600,-- dus nog te betalen € 756,-- op rekeningnummer (…)’. Volgens het hof kan uit deze factuur, waarvan de juistheid niet is weersproken, worden afgeleid dat [appellant] de waarborgsom wel degelijk aan (de makelaar van) [geïntimeerde] heeft betaald.
6.3.
Dat betekent dat het hoger beroep succes heeft. Het bestreden eindvonnis zal worden vernietigd. Bij vernietiging van het bestreden tussenvonnis heeft [appellant] geen belang.
6.4.
[geïntimeerde] is in het hoger beroep in het ongelijk gesteld en zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten in beide instanties. Het hof stelt de proceskosten in hoger beroep als volgt vast:
- explootkosten € 122,35
- griffierecht € 362,-
- salaris advocaat € 858,-
Totaal € 1.342,35
7Beslissing
Het hof:
vernietigt het bestreden eindvonnis en doet opnieuw recht:
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan [appellant] van € 3.600,- aan waarborgsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2023;
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan [appellant] van € 485,- aan buitengerechtelijke incassokosten;
veroordeelt [geïntimeerde] in de proceskosten in beide instanties. De kosten voor de eerste
aanleg worden tot nu vastgesteld op € 359,22 aan verschotten en € 677,50 aan salaris advocaat. De kosten voor het hoger beroep worden tot nu vastgesteld op € 1.342,35;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C. Toorman, F.J. van de Poel en F. Sepmeijer en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 9 december 2025. | Link naar deze uitspraak
|
| | |
|
|