|
|
|
| ECLI:NL:RBNNE:2025:5560 | | | | | Datum uitspraak | : | 16-12-2025 | | Datum gepubliceerd | : | 28-12-2025 | | Instantie | : | Rechtbank Noord-Nederland | | Zaaknummers | : | 25/701 | | Rechtsgebied | : | Bestuursrecht | | Indicatie | : | Varia. Toeslagen. Beroep tegen de vaststelling en terugvordering van de huurtoeslag. Aan het begin van het berekeningsjaar was sprake van een overschrijding van de vermogensgrens. De hardheidsclausule kan hier niet worden toegepast. Het bedrag is juist vastgesteld door verweerder. Ook is het besluit niet onevenredig. Dat de rendementsgrondslag met een klein bedrag is overschreden waardoor een groot bedrag wordt teruggevorderd, is namelijk het gevolg van toepassen van wet- en regelgeving. Er bestaat ook geen aanleiding voor het matigen van de terugvordering. | | Trefwoorden | : | aow | | | inkomstenbelasting | | | rendementsgrondslag | | | subsidies | | | vrijstelling | | | | Uitspraak | RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Leeuwarden
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 25/701
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 december 2025 in de zaak tussen
[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres
(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
Belastingdienst/Toeslagen, kantoor Utrecht, verweerder
(gemachtigde: [gemachtigde] en [gemachtigde] ).
Samenvatting
1. Deze uitspraak gaat over de vaststelling en de terugvordering van huurtoeslag. Eiseres is het niet eens met de terugvordering. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of het bestreden besluit in stand kan blijven.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep van eiseres ongegrond moet worden verklaard. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. In de bijlage staat een aantal artikelen dat voor deze zaak van belang is.
Procesverloop
2.1.
Met het primaire besluit van 9 augustus 2024 heeft verweerder de huurtoeslag van eiseres over het jaar 2023 definitief berekend op € 0,-. Als gevolg hiervan heeft hij van haar teruggevorderd het bedrag van € 3.736,-.
2.2.
Met het bestreden besluit van 30 december 2024 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de definitieve berekening en de terugvordering gebleven.
2.3.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.4.
De rechtbank heeft het beroep op 6 november 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van verweerder.
Beoordeling door de rechtbank
Heeft verweerder terecht bepaald dat eiseres geen recht heeft op huurtoeslag over het jaar 2023?
3.1.
Eiseres stelt dat zij recht heeft op huurtoeslag over het jaar 2023. Zij voert daartoe aan dat zij op 23 december 2022 een tegemoetkoming heeft ontvangen in de energiekosten van € 1.800,-. Het saldo van haar betaalrekening was daardoor in het begin van 2023 tijdelijk hoger dan gebruikelijk, namelijk € 33.795,-. Hierdoor is er een vertroebeling in het beeld ontstaan. Eiseres vindt dat verweerder deze omstandigheid had moeten meewegen.
3.2.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres geen recht heeft op huurtoeslag over 2023. Uit de definitieve aanslag inkomensbelasting van eiseres blijkt dat in het begin van het berekeningsjaar 2023 sprake is van een overschrijding met € 47,- van de vermogensgrens van € 33.748,-. Wanneer deze overschrijding het gevolg is van een bijzonder vermogensbestanddeel, dan kan verweerder daarvoor een afwijkende maatregel treffen. Maar volgens verweerder valt een tegemoetkoming in de energiekosten hier niet onder.
4. De rechtbank is van oordeel dat de beroepsgrond van eiseres niet slaagt. Vast staat dat aan het begin van het berekeningsjaar 2023 sprake was van een overschrijding van de vermogensgrens. In de hardheidsclausule in de Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (de Uitvoeringsregeling) wordt een opsomming gegeven van de gevallen die verweerder buiten beschouwing moet laten bij het berekenen van de rendementsgrondslag. De tegemoetkoming in de energiekosten wordt niet genoemd in deze opsomming, zodat deze tegemoetkoming niet buiten beschouwing moet worden gelaten bij het berekenen van de rendementstoeslag. De hardheidsclausule kan hier dus niet worden toegepast. Verweerder heeft daarom op juiste gronden bepaald dat eiseres geen recht heeft op huurtoeslag over het jaar 2023.
Is het bestreden besluit onevenredig?
5.1.
Eiseres stelt dat verweerder de regels te rigide heeft toegepast. Het hoge bedrag van de terugvordering is namelijk het gevolg van een hele kleine overschrijding van de vermogensgrens. Deze minimale overschrijding heeft voor haar ingrijpende gevolgen. Eiseres kan als alleenstaande oudere met alleen een AOW alles moeilijk bekostigen. Zij moet nu maandelijks noodgedwongen terugvallen op haar spaargeld.
5.2.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het bestreden besluit niet onevenredig is. Hij wijst erop dat eiseres huurtoeslag heeft aangevraagd, terwijl zij hier geen recht op bleek te hebben. Tijdens het aanvraagproces wordt een belanghebbende regelmatig gewezen op de voorwaarden die van toepassing zijn. Het is de verantwoordelijkheid van de belanghebbende deze voorwaarden eerst goed door te nemen. Eiseres had kunnen afzien van de aanvraag, maar dat heeft zij niet gedaan. Verweerder voegt hieraan toe dat hij ook geen aanleiding ziet voor matiging van de terugvordering, omdat eiseres voldoende vermogen heeft om de vordering te voldoen.
6. De rechtbank is van oordeel dat ook deze beroepsgrond van eiseres niet slaagt. De rendementsgrondslag is inderdaad overschreden met een klein bedrag, te weten € 47,-. Dat als gevolg hiervan van eiseres een bedrag wordt teruggevorderd van € 3.736,- , maakt nog niet dat er sprake is van onevenredige gevolgen voor eiseres. De terugvordering is immers het gevolg van het toepassen van de wet- en regelgeving. Zie hiervoor ook rechtspraak van de hoogste bestuursrechter. Op grond van diezelfde rechtspraak kan de rechtbank ook geen aanleiding vinden om het bedrag van de terugvordering te matigen in het kader van onevenredigheid. Eiseres beschikt namelijk over voldoende spaargeld om de terugvordering te kunnen voldoen. De stelling van eiseres dat zij de toeslag hard nodig heeft om rond te komen treft geen doel, omdat de verstrekking van toeslagen niet strekt tot het waarborgen van het bestaansminimum. Verder bestaat er nog de mogelijkheid voor eiseres om een betalingsregeling te treffen met verweerder, wanneer deze behoefte bij haar bestaat. Van een schrijnende of onbillijke situatie is niet gebleken. De rechtbank kan daarom geen aanleiding vinden om anders te oordelen dan verweerder heeft gedaan. Het bestreden besluit is dan ook niet onevenredig.
Conclusie en gevolgen
7. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt dus geen gelijk. De definitieve berekening en de terugvordering blijven in stand. Eiseres krijgt het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S. Broere, rechter, in aanwezigheid van
K.D. Bosklopper, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 16 december 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 3:4
(…)
2 De voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen
Artikel 7. Draagkracht
(…)
3 Indien in een inkomensafhankelijke regeling de aanspraak op een tegemoetkoming mede afhankelijk is gesteld van het vermogen, bestaat geen aanspraak op een tegemoetkoming, indien de rendementsgrondslag, bedoeld in artikel 5.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001, van de belanghebbende aan het begin van het berekeningsjaar meer bedraagt dan € 36.952, dan wel meer zou bedragen dan dit bedrag indien geen rekening wordt gehouden met de vrijstelling, bedoeld in artikel 5.13 van de Wet inkomstenbelasting 2001. Indien de belanghebbende het gehele berekeningsjaar dezelfde partner heeft, bestaat geen aanspraak op een tegemoetkoming indien de belanghebbende en zijn partner aan het begin van het berekeningsjaar een gezamenlijke rendementsgrondslag als bedoeld in artikel 5.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001 hebben van meer dan
€ 73.904. Artikel 10.1, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 is van overeenkomstige toepassing op de bedragen, genoemd in dit lid.
Artikel 13b. Belangenafweging en evenredigheidsbeginsel
1. Bij het vaststellen van een beschikking op grond van deze wet, de daarop berustende bepalingen of een inkomensafhankelijke regeling weegt de Dienst Toeslagen de rechtstreeks betrokken belangen af, voor zover niet uit een wettelijk voorschrift of uit de aard van de uit te oefenen bevoegdheid een beperking voortvloeit.
2 De voor een belanghebbende nadelige gevolgen van een beschikking als bedoeld in het eerste lid mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met die beschikking te dienen doelen.
Artikel 26. Terugvordering is verschuldigd door belanghebbende
(…)
2 Het terug te vorderen bedrag, bedoeld in het eerste lid, wordt volledig door de Dienst Toeslagen teruggevorderd. Voor zover de nadelige gevolgen voor de belanghebbende van een volledige terugvordering van het bedrag ingevolge het eerste lid onevenredig zijn in verhouding tot de met die volledige terugvordering te dienen doelen, kan de Dienst Toeslagen bij het vaststellen van de beschikking tot terugvordering een lager bedrag terugvorderen dan het bedrag ingevolge het eerste lid.
Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen
Artikel 9. Hardheidsclausule
1. Op verzoek van de belanghebbende blijft artikel 7, derde en vierde lid, van de wet buiten toepassing indien wel aanspraak op een tegemoetkoming zou bestaan indien ten aanzien van de belanghebbende, zijn partner of een medebewoner de rendementsgrondslag, bedoeld in artikel 5.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001, zou worden verminderd met:
a.bezittingen die zijn opgekomen:
1°.van de zijde van een pleegkind;
2°.van de zijde van een kind en waarover zowel de belanghebbende, diens partner, een eventuele medebewoner, alsook het kind niet kan beschikken;
b.een bedrag ter grootte van de navolgende eenmalige uitkeringen die in het berekeningsjaar of in enig eerder jaar zijn ontvangen:
1°.immateriële schadevergoedingen;
2°.schadevergoedingen die door de overheid, het Nederlandse Rode Kruis, of fabrikanten van farmaceutische producten zijn betaald aan hemofiliepatiënten die met het aids-virus zijn besmet;
3°.vergoedingen ingevolge de Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers zoals deze luidde op 31 maart 2014 of de Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers 2014;
4°.uitkeringen van de Stichting Maror-gelden Overheid, opgericht op 1 december 2000, gevestigd te Amsterdam;
5°.uitkeringen van de Stichting Het Gebaar, opgericht op 19 november 2001, gevestigd te ’s-Gravenhage;
6°.uitkeringen van de Stichting Rechtsherstel Sinti en Roma, opgericht op 3 november 2000, gevestigd te Tilburg;
7°.uitkeringen van de Stichting Joods Humanitair Fonds, opgericht op 31 januari 2002, gevestigd te ’s-Gravenhage;
8°.uitkeringen van de Stichting Individuele Maror Gelden, opgericht op 1 december 2000, gevestigd te Amsterdam;
9°.uitkeringen van de Stichting Individuele Verzekeringsaanspraken Sjoa, opgericht op 22 november 1999, gevestigd te ’s-Gravenhage;
10°.uitkeringen van de Stichting Individuele Bankaanspraken Sjoa, opgericht op 11 maart 2002, gevestigd te ’s-Gravenhage;
11°.uitkeringen van de Stichting Individuele Effectenaanspraken Sjoa, opgericht op 22 november 1999, gevestigd te ’s-Gravenhage;
12°.uitkeringen uit het DES-Fonds die zijn verstrekt aan slachtoffers van het gebruik van DES-preparaten;
13°.tegemoetkomingen op grond van de Regeling tegemoetkoming financiële gevolgen in verband met functionele invaliditeit nieuwjaarsbrand Volendam (Stcrt. 2003, 42) en bijdragen op grond van de Regeling tegemoetkoming in kosten nieuwjaarsbrand Volendam II (Stcrt. 2004, 188), uitgekeerd aan de getroffenen zelf;
14°.vergoedingen op grond van de compensatieregeling van de Rooms-Katholieke Kerk Nederland voor slachtoffers van seksueel misbruik;
15°.bijzondere uitkeringen van het Ministerie van Defensie op grond van artikel 21a van het Besluit aanvullende arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsvoorzieningen of op grond van artikel 21a van het Besluit bijzondere militaire pensioenen;
16°.uitkeringen op grond van de Tijdelijke regeling uitkeringen seksueel misbruik minderjarigen in instellingen en pleeggezinnen of op grond van de civiele regeling die de Staat voor deze groep van slachtoffers heeft opgesteld;
17°.uitkeringen van een voorschot op een persoonsgebonden budget als bedoeld in paragraaf 2.6 van de Regeling subsidies AWBZ, die betrekking hebben op een in het kalenderjaar 2012 of in het kalenderjaar 2013 gelegen subsidieperiode voor zover deze zijn gedaan vóór 1 januari van het betreffende kalenderjaar;
18°.uitkeringen op grond van de Uitkeringsregeling Backpay;
19°.tegemoetkomingen op grond van de Regeling tegemoetkoming stoffengerelateerde beroepsziekten.
(…)
Raadpleeg hiervoor artikel 7 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir).
Raadpleeg hiervoor artikel 9 van de Uitvoeringsregeling.
Raadpleeg hiervoor artikel 3:4 lid 2 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 13b van de Awir.
De uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State met vindplaats NL:RVS:2022:3491.
Raadpleeg hiervoor artikel 26 van de Awir.
Bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 20 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3474. | Link naar deze uitspraak
|
| | |
|
|