Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:GHAMS:2018:3818 
 
Datum uitspraak:23-10-2018
Datum gepubliceerd:11-07-2019
Instantie:Gerechtshof Amsterdam
Zaaknummers:17/00513
Rechtsgebied:Belastingrecht
Indicatie:Proceskosten; vergoeding deskundigenrapport; belanghebbende kon ervan uitgaan dat de taxateur met zijn inventarisatie van een vakantiepark (woning/niet-woning) een relevante bijdrage zou leveren aan een voor haar gunstige beantwoording van een voor de uitkomst van het geschil relevante vraag
Trefwoorden:omzetbelasting
ozb
tarieven
taxatie
woz waarde
woz-waarde
 
Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
kenmerk 17/00513

23 oktober 2018


uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer


op het hoger beroep van



[X] B.V. gevestigd te [Z], belanghebbende
gemachtigde: G. Gieben (Previcus B.V.)

tegen de uitspraak van 29 augustus 2017 in de zaak met kenmerk ALK 17/1067 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en


de heffingsambtenaar van de gemeente Koggenland, de heffingsambtenaar.





1Ontstaan en loop van het geding


1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende met dagtekening 30 juni 2016 voor het jaar 2016 aanslagen onroerendezaakbelastingen (ozb) opgelegd van € 1.080,14 en € 872,38 in verband met de eigendom respectievelijk het gebruik van de onroerende zaak [het vakantiepark].



1.2.
Na daartegen gemaakt bezwaar, heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak van 3 januari 2017 de aanslagen ozb vernietigd en een kostenvergoeding van in totaal € 492 toegekend.



1.3.
De rechtbank heeft bij de uitspraak van 29 augustus 2017 het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard.



1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank op 9 oktober 2017 hoger beroep bij het Hof ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.



1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 september 2018. Namens belanghebbende is verschenen M.O.E. Uyen, kantoorgenoot van de gemachtigde voornoemd. bijgestaan door E.M.J. Brandsen (taxateur). Namens de heffingsambtenaar is verschenen R. van den Heuvel. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.









2Feiten


2.1.
De rechtbank heeft in haar uitspraak – waarin belanghebbende en de inspecteur zijn aangeduid als ‘eiseres’ respectievelijk ‘verweerder’ – de volgende feiten vastgesteld:

“1. Eiseres is eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak.

2. In haar bezwaarschrift heeft de gemachtigde van eiseres met betrekking tot de onroerende zaak het volgende aangevoerd:

“Middels dit schrijven maken wij namens onze cliënt, [X] BV., bezwaar tegen de volledige aanslag/beschikking met kenmerk [aanslagnummer] voor het belastingjaar 2016.
De WOZ-waarden op deze aanslag zijn te hoog vastgesteld.
(…)
Tevens zijn de heffingsgrondslagen OZB-Gebruiker en de OZB-tarieven onjuist. Om de WOZ-waarden te controleren verzoek ik u ons de taxatieverslagen toe te zenden. Indien de WOZ-waarden op basis van uw taxatieverslagen toch juist blijken te zijn zullen wij het bezwaarschrift intrekken.”

Op 22 december 2016 om 10.00 uur is eiseres onder andere naar aanleiding van haar bezwaar met betrekking tot de onroerende zaak telefonisch door verweerder gehoord. Daarbij is vastgesteld dat de bezwaargronden nog niet waren aangevuld en is eiseres in de gelegenheid gesteld deze alsnog aan te vullen.

Bij faxbericht van 22 december 2016 14.51 uur heeft eiseres aan verweerder een taxatierapport toegezonden. Dit faxbericht bevatte tevens een brief van de gemachtigde van eiseres met als onderwerp ‘nadere aanvulling van het bezwaarschrift’. Met betrekking tot de onroerende zaak bevat deze brief de volgende passage:

“De WOZ waarde van [het vakantiepark] is niet te hoog vastgesteld. De grondslag voor de gebruikersaanslag OZB van [het vakantiepark] wel te hoog vastgesteld.”

3. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Verweerder heeft hierbij in de ‘Bijlage kostenvergoeding’ aangegeven dat de door eiser gemaakte kosten voor rechtsbijstand worden vergoed op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Verweerder heeft met betrekking tot het taxatierapport van [het vakantiepark] het standpunt ingenomen dat het opstellen van het taxatierapport niet nodig is geweest, omdat de WOZ-waarde van dat object niet in geschil was. ”



2.2.
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan. Het Hof vult de feiten als volgt aan.



2.3.
De onroerende zaak is een vakantiepark met recreatiewoningen. De heffingsambtenaar heeft de WOZ-waarde daarvan voor het jaar 2016 vastgesteld op € 1.060.000. Tegelijk zijn de onder 1.1 vermelde aanslagen ozb aan belanghebbende (als eigenaar en gebruiker van het vakantiepark) bekendgemaakt; de aanslag in de eigenarenbelasting is opgelegd met toepassing van het niet-woningentarief.





2.4.1.
Belanghebbende heeft bij brief van 22 december 2016 (zie ook onderdeel 2 rechtbankuitspraak) haar bezwaar tegen de aanslagen ozb – voor zover hier van belang – als volgt nader aangevuld:

“(…)
2 Ten minste 70% van de [WOZ-]waarde van een onroerende zaak kan worden toegerekend aan gedeelten die tot woning dienen of volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden. Op grond van artikel 220a Gemeentewet, dient de gehele onroerende zaak voor de aanslag onroerendezaakbelasting dan ook als woning te worden aangemerkt. Daarnaast dient de aanslag OZB gebruik te worden vernietigd.
3 Ter onderbouwing van de bovenstaande argumenten heeft mijn cliënt een taxatierapport laten opstellen door [taxatiebureau A] (bijlage 1). Dit rapport is in het kader van deze procedure opgesteld door een taxateur. Dit rapport concludeert tot een waarde van woondelen van ruim 91% van de WOZ-waarde. (…)”.



2.4.2.
Vorenbedoeld rapport (hierna: het rapport) is in opdracht van [Y] B.V. te [Z] (hierna: [Y]) opgemaakt. De kosten van het rapport bedragen blijkens een overlegde factuur € 880 (8 uur * € 110 (exclusief omzetbelasting) en zijn door [Y] betaald. [Y] is bestuurder en enig aandeelhouder van belanghebbende. [Y] heeft de kosten van het rapport doorberekend aan belanghebbende.



2.4.3.
Het rapport is opgemaakt en (digitaal) ondertekend door E.M.J. Brandsen (taxateur bij [taxatiebureau A] B.V.) op 14 december 2016; taxateur Brandsen heeft ter zitting bij het Hof desgevraagd bevestigd dat het rapport van zijn hand is. Op voormelde datum heeft volgens het rapport een opname plaatsgevonden. Het rapport heeft als bijlage een zogenoemde taxatiekaart. Volgens de taxatiekaart is 91,7 percent van de op € 1.060.000 vastgestelde WOZ-waarde toerekenbaar aan woningdelen: de waarde van de vakantiewoningen in eigendom (21 stuks), verhuurde kavels met opstallen van derden (45 stuks) en daarbij horende percelen is getaxeerd op in totaal € 972.500 en de waarde van de ‘niet-woningdelen’ (o.a. receptie, 36 kampeerplaatsen, toiletgebouw, wasserette en zwembad) is getaxeerd op in totaal € 87.500.




2.5.
Taxateur Brandsen heeft naar aanleiding van het bezwaar van belanghebbende tegen de voor het jaar 2014 opgelegde aanslagen ozb een ‘Onderzoeksrapport’ d.d. 14 juli 2014 opgemaakt. Volgens dat rapport is 75 percent van de voor het jaar 2014 vastgestelde WOZ-waarde toerekenbaar aan woningdelen. In verband met de afhandeling van het bezwaar voor 2014 (en 2015) schrijft de heffingsambtenaar in een email-bericht van 8 december 2015 aan de gemachtigde van belanghebbende – voor zover van belang – het volgende:
“(…)

[het vakantiepark] (camping): akkoord met waarde (…). Belastingjaar 2016 wordt opnieuw beoordeeld a.d.h.v. inventarisatieformulier.
De discussie; waarde OZB gebruik (woning/niet-woning) voor een camping. De VNG adviseert de gemeenten om de lijn van Rechtbank Gelderland [Hof: ECLI:NL:RBGEL:2015:5308] aan te houden in afwachting van cassatie Hoge Raad [Hof: arrest van 16 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2084]. We kunnen wel afspreken dat na deze uitspraak de aanslag opnieuw onder de loep wordt gehouden en zo nodig vernietigd en aangepast. (…)”






2.6.
De WOZ-waarde voor 2016 is bij de uitspraak op bezwaar gehandhaafd; de aanslagen ozb (gebruikers- en eigenarenbelasting) zijn vernietigd. Voor het jaar 2016 zal – zo staat verder in de uitspraak op bezwaar – een nieuwe aanslag in de eigenarenbelasting worden opgelegd met het woningentarief in plaats van het eerder gehanteerde niet-woningentarief.






3Geschil in hoger beroep

Evenals in eerste aanleg is in hoger beroep in geschil of belanghebbende aanspraak kan maken op vergoeding van de kosten die zij in verband met de behandeling van het bezwaar heeft gemaakt (van in totaal € 1.064 inclusief en € 880 exclusief omzetbelasting) voor het opstellen van het rapport (hierna: de taxatiekosten).





4Beoordeling van het geschil


4.1.
Op grond van artikel 7:15, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden kosten die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Het verzoek moet blijkens het derde lid worden gedaan voordat op het bezwaar is beslist. Niet in geschil is dat belanghebbende het verzoek om vergoeding van de taxatiekosten tijdig heeft gedaan.



4.2.
Tussen partijen is evenmin in geschil dat belanghebbende de taxatiekosten heeft gemaakt noch dat de door [Y] betaalde taxatiekosten zijn doorberekend aan belanghebbende (zie 2.4.2).



4.3.
Het geschil spitst zich toe op de vraag of de taxatiekosten kunnen worden aangemerkt als kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken (standpunt belanghebbende), of niet (standpunt heffingsambtenaar). Het Hof overweegt hierover als volgt.



4.4.
Vast staat dat aan belanghebbende als eigenaar en gebruiker van het vakantiepark voor het jaar 2016 aanslagen ozb zijn opgelegd, dat belanghebbende daartegen bewaar heeft gemaakt en dat dit bezwaar is toegewezen. Voor de beoordeling van deze heffing is mede van belang of de onroerende zaak in hoofdzaak tot woning dient (zie artt. 220, 220a en 220e Gemeentewet). In dat kader is het arrest van de Hoge Raad van 16 september 2016 van belang (zie 2.5) waarin is geoordeeld dat recreatiewoningen voor de heffing van onroerendezaakbelastingen zijn aan te merken als woningen, ook indien permanente bewoning ingevolge gemeentelijke voorschriften niet is toegestaan. Met dit arrest is duidelijk geworden dat ook recreatiewoningen in vakantieparken als woningen moeten worden aangemerkt.



4.5.
Dit arrest is mede van belang voor het antwoord de vraag of sprake is van een onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dient (220a, tweede lid, Wet WOZ). In dat kader moet worden bepaald of ten minste 70 percent van de waarde van het vakantiepark, dat naast recreatiewoningen een receptie, 36 kampeerplaatsen, toiletgebouw, wasserette en een zwembad omvat, is toe te rekenen aan delen die in hoofzaak tot woning dienen.



4.6.
Voor het antwoord op die vraag is, zoals belanghebbende terecht aanvoert, een taxatie van het park nodig. Nu voor het jaar 2016 tussen partijen niet vaststond dat ten minste 70 percent van de WOZ-waarde van het vakantiepark kan worden toegerekend aan recreatiewoningen, mocht belanghebbende ervan uitgaan dat de taxateur met zijn inventarisatie (woning of niet-woning; zie 2.4.3) van het vakantiepark een relevante bijdrage zou leveren aan een voor haar gunstige beantwoording van een voor de uitkomst van het geschil relevante vraag die, anders dan waarvan de rechtbank vanuit is gegaan (r.o. 10), in bezwaar ook de waardering van de onroerende zaak betrof. Het inschakelen van de taxateur was daarom redelijk.



4.7.
Hetgeen daartegen door de heffingsambtenaar is aangevoerd, inhoudende dat in 2014 een vergelijkbare taxatie was ingebracht op basis waarvan voor 2014 en 2015 een compromis in de maak was dat ook het OZB-tarief omvatte en waarin ook 2016 (ambtshalve) zou worden meegenomen, doet daar niet aan af.



4.8.
Hetgeen de heffingsambtenaar overigens aanvoert (o.a. over de kwaliteit van het rapport) kan aan dit oordeel niet afdoen. Zijn stelling dat het rapport niet authentiek zou zijn, welke stelling door de taxateur E.M.J. Brandsen ter zitting bij het Hof geloofwaardig is weersproken, wordt verworpen.



4.9.
Anders dan de rechtbank heeft overwogen, is de omstandigheid dat het taxatierapport is opgemaakt in opdracht van en betaald door [Y] BV te [Z], de aandeelhouder van belanghebbende, geen reden om reeds daarom geen kostenvergoeding toe te kennen. Indien, zoals in deze zaak, aannemelijk is dat de kosten zijn doorberekend aan belanghebbende, staat genoemde omstandigheid niet in de weg aan het toekennen van een kostenveroordeling.



4.10.
Belanghebbende verzoekt om vergoeding van de kosten voor het opstellen van het rapport van in totaal € 880. De heffingsambtenaar heeft de hoogte van het bedrag niet bestreden. Omdat het bedrag het Hof ook niet onredelijk voorkomt, zal het Hof overeenkomstig het verzoek van belanghebbende beslissen.



4.11.
De slotsom is dat het hoger beroep van belanghebbende gegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank moet worden vernietigd.






5Kosten


5.1.
Het Hof acht termen aanwezig voor een kostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn opgenomen in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit)



5.2.
Voor het onderhavige geval zijn dat in de eerste plaats de in onderdeel a vermelde kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van het Besluit stelt het Hof het bedrag van deze kosten overeenkomstig het in de bijlage bij het Besluit opgenomen tarief op in totaal € 1.002 (2 punten voor beroepschrift en zitting bij de rechtbank en 2 punten voor hoger beroepschrift en zitting bij het Hof met een waarde per punt van € 501 en een wegingsfactor 0,5).




5.3.
Voorts komen de in artikel 1 onderdeel b van Besluit vermelde kosten van de meegebrachte deskundige en het door hem opgestelde rapport voor vergoeding in aanmerking. De vergoeding voor het opstellen van het rapport bedraagt € 880 (zie 4.6). De vergoeding voor de meegebrachte taxateur (1 uur) bedraagt € 68 conform het bepaalde in de Richtlijn van de belastingkamers van de gerechtshoven inzake vergoeding van proceskosten bij WOZ-taxaties.






6Beslissing

Het Hof:
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van in totaal € 1.950;
- gelast de heffingsambtenaar de door belanghebbende in beroep en hoger beroep betaalde griffierechten van in totaal € 834 (€ 333 en € 501) te vergoeden.


De uitspraak is gedaan door mrs. C.J. Hummel, voorzitter, A. Bijlsma en B.A. van Brummelen, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Lambeck als griffier. De beslissing is op 23 oktober 2018 in het openbaar uitgesproken. De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen; de uitspraak is ondertekend door mr. Van Brummelen en de griffier.







Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Link naar deze uitspraak