Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:OGEAC:2020:49 
 
Datum uitspraak:16-03-2020
Datum gepubliceerd:25-03-2020
Instantie:Gerecht in eerste aanleg van CuraƧao
Zaaknummers:CUR201902238
Rechtsgebied:Belastingrecht
Indicatie:Belanghebbende is ingezetene van Nederland en geniet uit Curaçao onder meer een pensioenuitkeringen van het Algemeen Pensioenfonds Curaçao (APC). Vanaf 1 januari 2015 is bepaald dat de niet binnen Curaçao wonende belastingplichtigen geen recht meer hebben op de basiskorting. Belanghebbende kan aan een brief van het APC niet het vertrouwen ontlenen dat bij het vaststellen van de aanslag inkomstenbelasting 2017 desondanks de basiskorting in aanmerking zou worden genomen.
Trefwoorden:ingezetene
inkomstenbelasting
loonbelasting
uitkering
 
Uitspraak
Uitspraak van 16 maart 2020
BBZ nr. CUR201902238


GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO


UITSPRAAK

op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:



[Belanghebbende], wonende te Voorburg, Nederland,
belanghebbende,

gericht tegen:


DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.





1PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 26 oktober 2018 een aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 2017 opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 46.317, resulterend in een verschuldigd belastingbedrag na verrekening van loonbelasting van NAf 3.485.



1.2
Belanghebbende heeft op 10 januari 2019 bezwaar gemaakt tegen deze aanslag.



1.3
De Inspecteur heeft bij uitspraak van 26 april 2019 het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn.



1.4
Belanghebbende heeft op 21 juni 2019 beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.



1.5
De zitting heeft plaatsgevonden op 27 februari 2020 te Willemstad. Namens belanghebbende is verschenen [A]. Namens de Inspecteur is niemand verschenen.






2FEITEN

2.1
Belanghebbende is ingezetene van Nederland.



2.2
Belanghebbende geniet uit Curaçao pensioenuitkeringen van het Algemeen Pensioenfonds Curaçao (APC) en AOV-uitkeringen van de Sociale Verzekeringsbank (SVB).



2.3
Door wijziging van artikel 24A, lid 1, tweede volzin, Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (LIB) hebben de niet binnen Curaçao wonende belastingplichtigen met ingang van 1 januari 2015 niet langer recht op de basiskorting.



2.4
In het jaar 2017 is door het APC bij het vaststellen van de in te houden loonbelasting (ten onrechte) nog steeds rekening gehouden met de basiskorting.



2.5
Bij brief van 15 februari 2018 heeft het APC het volgende geschreven aan de in het buitenland woonachtige gepensioneerden:
“Naar aanleiding van de veel gestelde vragen over het verschil tussen het uitbetaald pensioenbedrag van januari 2018 met het uitbetaald pensioenbedrag van december 2017, sturen wij u dit schrijven ter verduidelijking van de toegepaste gewijzigde regelgeving. De Belastingregeling voor het Koninkrijk (hierna: BRK te noemen) is voor inwoners van Nederland en de BES eilanden vervangen door de Belastingregeling Nederland Curaçao (hierna: BRNC te noemen).

Dit houdt in:
1. Dat met ingang van 1 januari 2015 de basiskorting voor pensioengerechtigden in Nederland, Caribisch Nederland (hierna: BES genoemd), Aruba, Sint Maarten en overige landen afgeschaft is. Hierdoor kent de loonbelastinggrondslag geen korting meer en betaalt de gepensioneerde belasting over de gehele bruto uitkering. Dit is per 1 januari 2018 zonder terugwerkende kracht geïmplementeerd. Dit betekent dat de Inspecteur afziet van het invorderen van de te weinig ingehouden loonbelasting over de jaren 2015, 2016 en 2017. Wat moet u doen?
(…)
Voor gepensioneerden woonachtig in Nederland en BES
Voor u is de BRNC regeling van toepassing en komt u hierdoor niet in aanmerking voor het toepassen van de basiskorting.”



2.6
Aan belanghebbende is met dagtekening 26 oktober 2018 een aanslag inkomstenbelasting 2017 opgelegd. Bij het vaststellen van deze aanslag heeft de Inspecteur geen rekening gehouden met de basiskorting van NAf 2.175 (2017).



2.7
Belanghebbende heeft op 10 januari 2019 bezwaar gemaakt tegen de aanslag inkomstenbelasting 2017.





3GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN

3.1
In geschil is of de Inspecteur het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn, en of de Inspecteur terecht heeft geweigerd de basiskorting toe te passen. Belanghebbende beantwoordt beide vragen ontkennend, de Inspecteur bevestigend.



3.2
Belanghebbende concludeert tot vermindering van de aanslag met het bedrag van de basiskorting, terwijl de Inspecteur concludeert tot handhaving van de aanslag.





4BEOORDELING VAN HET BEROEP
Ontvankelijkheid bezwaar

4.1
In artikel 29, lid 1, Algemene landsverordening Landsbelastingen (hierna: ALL) is bepaald dat degene die bezwaar heeft tegen een hem opgelegde belastingaanslag, binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet een gemotiveerd bewaarschrift kan indienen bij de Inspecteur.



4.2
Het aanslagbiljet voor het jaar 2017 is gedagtekend op 26 oktober 2018. Het bezwaarschrift is op 10 januari 2019 ingediend. Dit bezwaarschrift is dus buiten de wettelijke termijn van twee maanden ingediend.



4.3
Een niet-ontvankelijkverklaring van een bezwaar op grond van termijnoverschrijding blijft echter achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het bezwaar in verzuim is geweest.



4.4
Belanghebbende stelt, hetgeen niet is weersproken, dat zij pas op 12 november 2018 het aanslagbiljet heeft ontvangen. Belanghebbende resteert op die datum nog een bezwaartermijn van meer dan zes weken.



4.5
Als met vertraging is kennisgenomen van een aanslag, geldt dat het bezwaar zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk moet worden ingediend. Behoudens bijzondere omstandigheden merkt het Gerecht een termijn van ten minste twee weken aan als ‘zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk’ (vgl. Gemeenschappelijk Hof 8 juni 2018, ECLI:NL:OGHACMB:2018:147). Deze termijn van twee weken is evenwel in dit geval niet relevant, nu belanghebbende na kennisneming van de aanslag nog een bezwaartermijn resteerde van meer dan zes weken (vgl. Gemeenschappelijk Hof 12 augustus 2019, ECLI:NL:OGHACMB:2019:159). Belanghebbende heeft buiten de bezwaartermijn bezwaar ingesteld, zodat het bezwaar niet-ontvankelijk is.



4.6
De Inspecteur heeft daarom het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard.



4.7
Gelet op het vorenstaande overweegt het Gerecht het hiernavolgende ten overvloede.


Basiskorting; vertrouwensbeginsel



4.8
Met ingang van 1 januari 2015 is in artikel 24A, lid 1, tweede volzin, LIB bepaald dat de niet binnen Curaçao wonende belastingplichtigen geen recht hebben op de basiskorting.



4.9
Belanghebbende beroept zich erop dat zij aan de brief van het APC (zie 2.5) het in rechte te beschermen vertrouwen heeft kunnen ontlenen dat bij het vaststellen van de aanslag inkomstenbelasting 2017 de basiskorting in aanmerking zou worden genomen. In de brief van het APC is immers geschreven dat “de Inspecteur afziet van het invorderen van de te weinig ingehouden loonbelasting over de jaren 2015, 2016 en 2017”.



4.10
De uitlatingen in de brief van het APC betreffen echter geen mededelingen die onder verantwoordelijkheid of met goedvinden van de Inspecteur zijn gedaan, zodat daaraan geen in rechte te beschermen vertrouwen jegens de Inspecteur kan worden ontleend (vgl. GEA Curaçao 3 oktober 2019, ECLI:NL:OGEAC:2019:229). Bovendien is in de brief slechts aangegeven dat de te weinig ingehouden loonbelasting niet door middel van naheffingsaanslagen loonbelasting op het APC zou worden verhaald. Daaruit kan niet worden afgeleid dat ook de heffing van inkomstenbelasting ter zake van de ten onrechte genoten basiskorting achterwege zal worden gelaten. Belanghebbende kan derhalve op basis van deze brief geen gerechtvaardigd vertrouwen ontlenen dat de ten onrechte genoten basiskorting ook niet via de heffing van inkomstenbelasting zou worden verhaald.





5PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT
Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten of het griffierecht.




6DE BESLISSING
Het Gerecht:

- verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gegeven door mr. dr. A.J.H. van Suilen, rechter, en uitgesproken op 16 maart 2020, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.

De griffier, De rechter,















Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.



HOGER BEROEP

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen twee maanden na de verzenddatum hoger beroep instellen bij:

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)


Wilhelminaplein 4


Willemstad


Curaçao


U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).

Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:

belastinggriffieCUR@caribjustitia.org.

Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500
Link naar deze uitspraak