Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:RBGEL:2020:2610 
 
Datum uitspraak:20-05-2020
Datum gepubliceerd:20-05-2020
Instantie:Rechtbank Gelderland
Zaaknummers:C/05/360608
Rechtsgebied:Civiel recht
Indicatie:Bloedluisbestrijding met fipronil. Wanprestatie. Causaal verband. Geen aansprakelijkheid van toezichthouder omdat bestrijders van bloedluis opzettelijk met verboden stof fipronil hebben gespoten.
Trefwoorden:eieren
landbouw
landbouw, natuur en voedselkwaliteit
pluimvee
pluimveehouderij
stallen
wettelijke rente
 
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Arnhem


Vonnis in hoofdzaak en vrijwaringen van 20 mei 2020


in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/05/360608 / HA ZA 19-78 van




1 [Eiser 1 in de hoofdzaak] ,gevestigd te [vestigingsplaats] , gemeente [plaats 1] , [overige eisers in de hoodzaak]
en

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

ZONNE-EI FARM B.V.,
gevestigd te Terschuur, gemeente Barneveld,
die zich heeft gevoegd aan de zijde van de eisers in de hoofdzaak,

allen hierna samen te noemen: [gezamenlijke eisers] ,
advocaat mr. P.H.N. van Spanje te Wageningen,

tegen



1
1. de vennootschap onder firma STALREINIGING BARNEVELD,
h.o.d.n. CHICKFRIEND,gevestigd te Barneveld,
2. de vennootschap onder firmaCHICKCLEAN,gevestigd te Barneveld,3. [naam vennoten hoofdzaak] wonende te [woonadres ] ,verweerders in de hoofdzaak, hierna samen te noemen: Chickfriend c.s.,advocaat mr. M.E.G. Murris te Utrecht,

en in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/05/360617 / HA ZA 19-81 van




1de vennootschap onder firma STALREINIGING BARNEVELD,
h.o.d.n. CHICKFRIEND,gevestigd te Barneveld,2. de vennootschap onder firmaCHICKCLEAN,gevestigd te Barneveld,3. [naam vennoten hoofdzaak]
wonende te [woonadres ] ,eisers in de vrijwaring, hierna samen te noemen: Chickfriend c.s.,advocaat mr. M.E.G. Murris te Utrecht,

tegen

de publiekrechtelijke rechtspersoon

De Staat der Nederlanden (Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit),
zetelend te ’s-Gravenhage,
verweerder in de vrijwaring, hierna te noemen: de Staat,
advocaten mrs. M.L. Batting en T.W. Franssen te ’s-Gravenhage,

en in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/05/360624 / HA ZA 19-82 van




1de vennootschap onder firma STALREINIGING BARNEVELD,
h.o.d.n. CHICKFRIEND,gevestigd te Barneveld,2. de vennootschap onder firmaCHICKCLEAN,gevestigd te Barneveld,3. [naam vennoten hoofdzaak]
,wonende te [woonadres ] ,eisers in de vrijwaring, hierna samen te noemen: Chickfriend c.s.,advocaat mr. M.E.G. Murris te Utrecht,

tegen


[verweerder in de vrijwaring] ,
wonende te [woonadres ] ,
verweerder in de vrijwaring, hierna te noemen: [verweerder in de vrijwaring] ,
niet verschenen.





1De procedure
in de hoofdzaak met zaaknummer / rolnummer: C/05/360608 / HA ZA 19-78


1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:


het tussenvonnis van 8 januari 2020


de akte overlegging producties van 22 januari 2020 van Chickfriend c.s.


de akte uitlating van 19 februari 2020 van [gezamenlijke eisers]


de antwoordakte uitlating producties Staat van 18 maart 2020 van Chickfriend c.s.





1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.


in de vrijwaringszaak met zaaknummer / rolnummer: C/05/360617 / HA ZA 19-81



1.3.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 8 januari 2020.



1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.


in de vrijwaringszaak met zaaknummer / rolnummer: C/05/360624 / HA ZA 19-82



1.5.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 18 oktober 2019.



1.6.
Ten slotte is vonnis bepaald.






2De feiten in de hoofdzaak en de vrijwaringen

2.1.
Bloedluis is een mijt die het bloed uit kippen zuigt, wat kan leiden tot bloedarmoede, verminderde eierproductie en verhoogde vatbaarheid voor ziektes. De mijten nestelen zich vooral op de kippen zelf en in de kieren van stallen. In Nederland is ongeveer 94% van de leghenkoppels besmet met bloedluis. Bloedluis is niet eenvoudig te bestrijden. Met de bestaande behandelmethoden is het nog niet gelukt om de mijten definitief uit stallen te verwijderen. Voor de gemiddelde pluimveehouderij leidt bloedluis tot een inkomstenverlies van ongeveer 20%, zowel door productieverlies als door de kosten van de bestrijding van bloedluis.



2.2.
Fipronil is een pesticide dat diergeneeskundig wordt gebruikt in middelen tegen onder meer mijten, vlooien en luizen bij honden en katten. Als gewasbeschermingsmiddel is fipronil alleen toegelaten voor de behandeling van zaaizaad van diverse koolsoorten, zaaiuien en prei. Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie is fipronil matig toxisch voor mensen (vooral nieren, lever en schildklier worden genoemd als doelorganen). Klachten bij inname van fipronil bestaan onder meer uit hoofdpijn en misselijkheid en verdwijnen uiterlijk binnen een paar dagen.



2.3.
In Nederland is het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) verantwoordelijk voor de toelating van biociden op de markt. Bij het begrip biocide gaat het om alle stoffen of mengsels die als doel hebben om een schadelijk organisme te vernietigen of af te schrikken of op andere dan op fysieke of mechanische wijze te bestrijden. Fipronil wordt als biocide aangemerkt indien het wordt gebruikt ter bestrijding van schadelijke organismen, zoals bloedluis. Fipronil is door het Ctgb niet toegelaten ter bestrijding van bloedluis bij pluimvee.



2.4.
De vennootschap onder firma Stalreiniging Barneveld, met onder meer Chickfriend als handelsnaam (verweerster in de hoofdzaak sub 1), is op 1 januari 2014 opgericht door de heren [oprichter 1] (verweerder in de hoofdzaak sub 3) en [oprichter 2] (verweerder in de hoofdzaak sub 4). Op 1 januari 2015 hebben zij de vennootschap onder firma Chickclean opgericht (verweerster in de hoofdzaak sub 2). Chickfriend hield zich blijkens het handelsregister bezig met “het ontsmetten en reinigen van stallen”. Chickclean hield zich blijkens het handelsregister bezig met “stalreiniging”. Beide firma’s richtten zich op de bestrijding van bloedluis in pluimveestallen. Daarbij gebruikten zij een middel genaamd Dega-16 dat met vernevelingsapparatuur in lege stallen werd gespoten.



2.5.
Chickfriend c.s. kreeg het middel Dega-16 geleverd van de Belgische onderneming [verweerder in de vrijwaring] , die als handelsnaam ook de naam ‘ [handelsnaam] ’ gebruikte. Eigenaar van deze onderneming is [verweerder in de vrijwaring] (verweerder in de vrijwaring met rolnummer 19-82, hierna ook de tweede vrijwaring).



2.6.
Dega-16 werd aan afnemers gepresenteerd als een middel bestaande uit eucalyptusolie en menthol (etherische oliën). Op het etiket van Dega-16 stond dat Dega-16 een aromatische vloeistof is die aangebracht kan worden op de inrichting van pluimveestallen. Dega-16 maakte, volgens het etiket, de omgeving van de dieren onaanlokkelijk voor luizen en mijten.



2.7.
Chickfriend en Chickclean beschikten niet over een bewijs van vakbekwaamheid dat op grond van artikel 71 Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden nodig is voor het op professionele wijze bestrijden van ongedierte.



2.8.
In 2016 en 2017 hebben ongeveer 250 pluimveehouders – circa 20% van het totale aantal pluimveehouderijen in Nederland – hun stallen met Dega-16 laten reinigen door Chickfriend en/of Chickclean.



2.9.
Bij de stukken bevinden zich enkele werkbonnen van Chickfriend. Deze werkbonnen werden tijdens een (vooraf ingepland) bezoek van Chickfriend/Chickclean aan de betreffende pluimveehouder opgesteld en ondertekend. Op een werkbon staat telkens onder meer het volgende vermeld:

Door deze bon te ondertekenen accepteert u de algemene voorwaarden zoals die omschreven staan op onze website.



2.10.
De algemene voorwaarden van Chickfriend/Chickclean luidden onder meer als volgt:





9Meldingsplicht schadelijke invloeden

9.1.
Indien een Opdrachtgever vermoedt of redelijkerwijze kan vermoeden, dat door de Leverancier
geleverde Diensten als gevolg van enig voorval schadelijke invloeden kan hebben, dient de
Opdrachtnemer de Leverancier onverwijld, in ieder geval binnen 24 uur, schriftelijk in kennis te
stellen, op straffe van verval van alle rechten en aanspraken.





11Aansprakelijkheid

11.1.
De Leverancier is nimmer aansprakelijk voor schade, tenzij sprake is van opzet of bewuste
roekeloosheid van de zijde van de Leverancier, dan wel één of meer leidinggevenden.


11.2.
Ingeval de Leverancier in tegenstelling tot sub 11.1. aansprakelijk is voor enige schade, reikt deze
aansprakelijkheid niet verder dan de directe schade aan zaken of personen en strekt deze
aansprakelijkheid nimmer uit tot eventuele bedrijfsschade en (andere) gevolgschade, waaronder
begrepen derving van inkomsten. De aansprakelijkheid is altijd beperkt tot het schadebedrag dat door
de verzekeraar van de Leverancier, op grond van haar aansprakelijkheidsverzekering, wordt
uitgekeerd.
(…)



2.11.
De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (hierna: NVWA) is de in Nederland aangewezen bevoegde autoriteit in de zin van de Biocidenverordening (Verordening (EU) 528/2012). Op grond van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden is de NVWA bevoegd om in het geval van een overtreding van die wet activiteiten stil te leggen indien een ernstig gevaar voor onder meer personen valt te vrezen. Daarnaast kan de NVWA op grond van de Wet dieren aan pluimveebedrijven afvoerverboden opleggen.



2.12.
Nadat het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, de Belgische toezichthouder op dit gebied, de NVWA op 19 juni 2017 erop had geattendeerd dat fipronil in eieren was aangetroffen bij een Belgisch bedrijf dat door Chickfriend met Dega-16 was behandeld, heeft de NVWA in juli 2017 een bedrijfsinspectie uitgevoerd bij Chickfriend. Uit onderzoeken die daarna zijn gedaan bij opdrachtgevers van Chickfriend is gebleken dat het fipronilgehalte in de eieren van deze opdrachtgevers hoger was dan de norm die de NVWA hanteerde. Daarop is het bedrijf van Chickfriend verzegeld en zijn in de tweede helft van 2017 aan de betreffende pluimveehouders afvoerverboden opgelegd. Zij mochten vanaf dat moment geen eieren, mest en kippen meer vervoeren. Ook moesten eieren die in de handel waren gebracht worden teruggeroepen (recall) en vernietigd en werden kippen in de rui gezet, zodat zij een aantal weken geen eieren zouden leggen, of geruimd. Een en ander heeft grote economische gevolgen gehad voor de pluimveesector.



2.13.
Op 10 augustus 2017 zijn [oprichter 1] en [oprichter 2] aangehouden, onder meer op verdenking van overtreding van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, alsook de artikelen 174 en 175 Wetboek van Strafrecht (kort gezegd: opzettelijke verkoop van schadelijke waren en culpoze verkoop van schadelijke waren).



2.14.

[gezamenlijke eisers] maakt deel uit van de onder 2.9 genoemde groep van ongeveer 250 pluimveehouders die hun stallen hebben laten reinigen door Chickfriend en/of Chickclean.



2.15.

[gezamenlijke eisers] (behoudens de partij die zich heeft gevoegd aan haar zijde, te weten Zonne-Ei Farm B.V.) heeft op 6 februari 2018 ten laste van [oprichter 2] conservatoir beslag laten leggen op de woning van [oprichter 2] aan de [woonadres ] . Voorts heeft zij op 7 februari 2018 ten laste van Chickfriend c.s. conservatoir derdenbeslag laten leggen onder N.V. Univé Schade.



2.16.
Op verzoek van de toenmalige minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de toenmalige staatssecretaris van Economische Zaken heeft een commissie onder leiding van mr. W. Sorgdrager een breed onderzoek verricht naar de oorzaken en de afhandeling van de fipronilaffaire. Dit heeft geresulteerd in een uitvoerige rapportage, die op 25 juni 2018 is verschenen. Voor zover de inhoud hiervan voor een of meer van de onderhavige zaken van belang is, zal die hierna bij de beoordeling nader aan de orde komen.



2.17.
Bij dagvaarding van 27 december 2017 hebben Land- en Tuinbouworganisatie Nederland (LTO) en 124 individuele pluimveehouders (voor het overgrote deel dezelfde pluimveehouders als de pluimveehouders die in deze zaak als eisers in de hoofdzaak optreden) de Staat (het Ministerie van LNV en de NVWA) gedagvaard voor de rechtbank ’s-Gravenhage. Volgens deze eisers heeft de Staat onrechtmatig jegens hen gehandeld en dient zij hen daarom schadeloos te stellen. Bij vonnis van 10 juli 2019 heeft de rechtbank
’s-Gravenhage de vorderingen afgewezen. Volgens de rechtbank was – kort gezegd – van toezichtsfalen geen sprake, rustte op de Staat geen waarschuwingsplicht (ten aanzien van het mogelijk in omloop zijn van fipronil) en was het optreden of waren de uitlatingen van de plaatsvervangend Inspecteur-Generaal van de NVWA bij Nieuwsuur niet onrechtmatig.






3Het geschil
in de hoofdzaak met zaaknummer / rolnummer: C/05/360608 / HA ZA 19-78

3.1.

[gezamenlijke eisers] vordert na wijziging van eis dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
1a. voor recht verklaart dat Chickfriend, [oprichter 1] en [oprichter 2] toerekenbaar
tekortgeschoten zijn in de nakoming van de overeenkomsten die zij met
pluimveehouders sub 1 tot en met 118 hebben gesloten, dan wel onrechtmatig jegens
hen hebben gehandeld, door bij het schoonmaken van de stallen het middel fipronil, een
verboden middel waardoor schade is ontstaan, te gebruiken,
1b. voor recht verklaart dat Chickfriend, [oprichter 1] en [oprichter 2] aansprakelijk zijn voor
de schade die pluimveehouders sub 1 tot en met 118 hebben geleden als gevolg van een
toerekenbare tekortkoming, dan wel een onrechtmatige daad,
1c. Chickfriend, [oprichter 1] en [oprichter 2] hoofdelijk veroordeelt de door pluimveehouders
sub 1 tot en met 118 geleden schade te vergoeden, nader op te maken bij staat en te
vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de
datum van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,
2a. voor recht verklaart dat Chickclean, [oprichter 1] en [oprichter 2] toerekenbaar
tekortgeschoten zijn in de nakoming van de overeenkomsten die zij met
pluimveehouders sub 1 tot en met 120 hebben gesloten, dan wel onrechtmatig jegens
hen hebben gehandeld, door bij het schoonmaken van de stallen het middel fipronil, een
verboden middel waardoor schade is ontstaan, te gebruiken,
2b. voor recht verklaart dat Chickclean, [oprichter 1] en [oprichter 2] aansprakelijk zijn voor
de schade die pluimveehouders sub 1 tot en met 120 hebben geleden als gevolg van een
toerekenbare tekortkoming, dan wel een onrechtmatige daad,
2c. Chickclean, [oprichter 1] en [oprichter 2] hoofdelijk veroordeelt de door pluimveehouders
sub 1 tot en met 120 geleden schade te vergoeden, nader op te maken bij staat en te
vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de
datum van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,
3. Chickfriend c.s. hoofdelijk veroordeelt in de beslagkosten,
4. Chickfriend c.s. hoofdelijk veroordeelt in de kosten van deze procedure.



3.2.
Chickfriend c.s. voert verweer.



3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.


in de vrijwaringszaak met zaaknummer / rolnummer: C/05/360617 / HA ZA 19-81




3.4.
Chickfriend c.s. vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
1. de Staat veroordeelt om Chickfriend c.s. te vrijwaren voor de gevolgen van de procedure
in de hoofdzaak tegen [gezamenlijke eisers] en dus in ieder geval aan Chickfriend c.s. betaalt al
hetgeen waartoe Chickfriend c.s. in de procedure tegen [gezamenlijke eisers] en in de eventuele op
die procedure volgende schadestaatprocedure mocht worden veroordeeld, althans een in
goede justitie te bepalen gedeelte daarvan, met inbegrip van rente en kosten, te voldoen
binnen 14 dagen na dagtekening van dit vonnis en (voor het geval voldoening niet binnen
14 dagen na dagtekening van dit vonnis plaatsvindt) te vermeerderen met de wettelijke
rente daarover vanaf 14 dagen na dagtekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele
voldoening,
2. de Staat veroordeelt in de kosten van het geding, te vermeerderen met de nakosten, een en
ander te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van dit vonnis, en, voor het geval
voldoening van de (na-)kosten niet binnen die termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de
wettelijke rente over de (na-)kosten, te rekenen vanaf 14 dagen na dagtekening van dit
vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,
3. voor recht verklaart dat de Staat onrechtmatig heeft gehandeld jegens Chickfriend c.s., en
de Staat veroordeelt de schade van Chickfriend c.s. te vergoeden als nader op te maken
bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente
daarover vanaf 14 dagen na dagtekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele
voldoening.



3.5.
De Staat voert verweer.



3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.





in de vrijwaringszaak met zaaknummer / rolnummer: C/05/360624 / HA ZA 19-82




3.7.
Chickfriend c.s. vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
1. [verweerder in de vrijwaring] veroordeelt om Chickfriend c.s. te vrijwaren voor de gevolgen van de procedure
in de hoofdzaak tegen [gezamenlijke eisers] en dus in ieder geval aan Chickfriend c.s. betaalt al
hetgeen waartoe Chickfriend c.s. in de procedure tegen [gezamenlijke eisers] en in de eventuele op
die procedure volgende schadestaatprocedure mocht worden veroordeeld, althans een in
goede justitie te bepalen gedeelte daarvan, met inbegrip van rente en kosten, te voldoen
binnen 14 dagen na dagtekening van dit vonnis en (voor het geval voldoening niet binnen
14 dagen na dagtekening van dit vonnis plaatsvindt) te vermeerderen met de wettelijke
rente daarover vanaf 14 dagen na dagtekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele
voldoening,
2. [verweerder in de vrijwaring] veroordeelt in de kosten van het geding in vrijwaring, te vermeerderen met de
nakosten ter hoogte van € 131,00 zonder betekening, dan wel € 199,00 in geval van
betekening, een en ander te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van dit vonnis, en –
voor het geval voldoening van de (na-)kosten niet binnen die termijn plaatsvindt – te
vermeerderen met de wettelijke rente over de (na-)kosten te rekenen vanaf 14 dagen na
dagtekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,
3. voor recht verklaart dat [verweerder in de vrijwaring] onrechtmatig heeft gehandeld jegens Chickfriend c.s.,
en [verweerder in de vrijwaring] veroordeelt de schade van Chickfriend c.s. te vergoeden als nader op te
maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente
daarover vanaf 14 dagen na dagtekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele
voldoening.



3.8.
Op de stellingen van Chickfriend c.s. wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.






4De beoordeling

in de hoofdzaak met zaaknummer / rolnummer: C/05/360608 / HA ZA 19-78


Stelplicht



4.1.
Chickfriend c.s. voert aan dat vanuit materieel- en procesrechtelijk oogpunt sprake is van ruim honderd individuele vorderingen en afzonderlijke procedures. Volgens Chickfriend c.s. dient [gezamenlijke eisers] dan ook op het niveau van ieder pluimveebedrijf te stellen: 1) de grondslag van de aansprakelijkheid, 2) de aannemelijkheid van de mogelijkheid van schade en 3) het causaal verband tussen beide. Dit heeft [gezamenlijke eisers] nagelaten, aldus Chickfriend c.s. Daarmee heeft [gezamenlijke eisers] op een aantal belangrijke punten niet aan haar initiële stel- en substantiëringsplicht voldaan, zodat de vorderingen om die reden reeds dienen te worden afgewezen. De door [gezamenlijke eisers] in het geding gebrachte blokkadebesluiten (productie 8) en aansprakelijkstellingen (productie 9) zijn volgens Chickfriend c.s. niet compleet en als zodanig ook een zoekplaatje en dienen in dit verband buiten beschouwing te worden gelaten.



4.2.
De rechtbank verwerpt dit verweer. De bedrijven van alle in deze procedure betrokken pluimveehouders (eisers in de hoofdzaak) zijn blijkens de eigen administratie van Chickfriend door Chickfriend en/of Chickclean bezocht en behandeld met Dega-16. Bovendien is bij al deze pluimveehouders fipronil aangetroffen. Daarmee zijn de (juridische) verwijten van elke individuele pluimveehouder aan het adres van Chickfriend c.s. gelijkluidend en is [gezamenlijke eisers] niet gehouden de verschillende aspecten van die verwijten per pluimveehouder te benoemen. Indien Chickfriend c.s. wegens het gebruik van fipronil aansprakelijk is, is zij dat jegens elke pluimveehouder wiens bedrijf zij heeft behandeld. Voor elk van die pluimveehouders geldt dat de mogelijkheid bestaat dat hij als gevolg daarvan schade heeft geleden. Dat is voldoende voor een eventuele veroordeling tot schadevergoeding op te maken bij staat. In de schadestaatprocedure kan zo nodig per pluimveehouder worden onderzocht of en zo ja in welke omvang schade is geleden als gevolg van het handelen van Chickfriend c.s. en of eventueel sprake is van eigen schuld. Overigens is de rechtbank van oordeel dat Chickfriend c.s. gelet op haar uitgebreide verweer exact wist waartegen zij zich moest verweren en dat zij dus niet in haar verdediging is geschaad.


Toerekenbare tekortkoming




4.3.

[gezamenlijke eisers] stelt dat Chickfriend c.s. is tekortgeschoten in de nakoming van de tussen haar en de individuele pluimveehouders gesloten overeenkomsten. Weliswaar is Chickfriend c.s. haar verplichting tot het bestrijden van bloedluis nagekomen, maar deze prestatie is volgens [gezamenlijke eisers] aan te duiden als een niet-behoorlijke nakoming. Chickfriend c.s. heeft immers door het bestrijden van bloedluis met een middel dat niet is toegestaan schade toegebracht aan [gezamenlijke eisers] Van een professioneel handelend bedrijf als Chickfriend c.s. mocht worden verwacht dat de bloedluis werd bestreden met daartoe geëigende en wettelijk toegestane middelen die niet schadelijk zijn voor kippen of eieren. Chickfriend c.s. maakte echter bewust gebruik van het zelf samengestelde middel Dega-16. Dit was geen toegelaten middel voor de bestrijding van plaagdieren. Bovendien was het aan Dega-16 toegevoegde middel fipronil een verboden middel, aldus [gezamenlijke eisers]



4.4.
Chickfriend c.s. betwist dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomsten. De met de pluimveehouders gesloten overeenkomsten zijn juist behoorlijk nagekomen, omdat de behandelingen van Chickfriend en Chickclean effectief waren. Ook betwist Chickfriend c.s. dat het gebruikte middel ontoelaatbare concentraties fipronil bevatte. Indien en voor zover er in de stallen van [gezamenlijke eisers] fipronil is aangetroffen, staat niet vast dat dit afkomstig is uit door Chickfriend c.s. gebruikte middelen. Ten slotte heeft Chickclean het middel Dega-16 nooit gebruikt, aldus Chickfriend c.s.



4.5.
De vraag of in deze zaak sprake is van een tekortkoming beantwoordt de rechtbank bevestigend. Als vaststaand moet worden aangenomen dat het door Chickfriend c.s. gebruikte middel Dega-16 fipronil bevatte. Hoewel Chickfriend c.s. aanvankelijk leek te betwisten dat er fipronil in het gebruikte middel zat, heeft zij ter zitting na enig doorvragen te kennen gegeven op zichzelf niet (langer) te betwisten dat er in het gebruikte middel fipronil zat. Uit de hierna nog te bespreken stukken volgt ook genoegzaam dat dit het geval was. Daarmee staat vast dat er sprake was van een tekortkoming. Chickfriend c.s. hebben ter uitvoering van de overeenkomst immers een verboden middel gebruikt dat potentieel schadelijk was. Van een behoorlijke uitvoering van de opdrachten was daarom geen sprake, ook al is de aanwezige bloedluis als zodanig effectief verdelgd. Volgens Chickfriend c.s. was zij echter niet op de hoogte van de aanwezigheid van fipronil in Dega-16 en heeft zij daarin ook niet de hand gehad, zodat de tekortkoming haar niet valt toe te rekenen. Daaromtrent overweegt de rechtbank het volgende.



4.6.
In het procesdossier bevindt zich een aantal stukken uit het strafrechtelijk onderzoek tegen Chickfriend c.s. Het gaat om de volgende, voor deze zaak relevante stukken.

a. a) Een proces-verbaal van bevindingen omvang van 5 juli 2018 van de Inlichtingen- en Opsporingsdienst van de NVWA. Hierin is de volgende tabel opgenomen:







Deze tabel geeft weer in welk jaar Chickfriend c.s. welke middelen in welke hoeveelheden (in liters) geleverd heeft gekregen van [verweerder in de vrijwaring] . Uit de tabel kan worden afgeleid dat Chickfriend c.s. in 2015 (onder meer) de middelen Fyprorein en Fyprocleaner heeft ontvangen en daarna, in 2016 en 2017 (onder meer) in grote hoeveelheden het middel Dega-16. Dit zijn de jaren dat ongeveer 250 pluimveehouders hun stallen met Dega-16 hebben laten reinigen door Chickfriend en/of Chickclean (zie 2.9).

b) Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [verweerder in de vrijwaring] van 31 augustus 2017. Hierin is onder meer het volgende opgenomen:

Vraag: Wat is Vita Menthol en waar wordt het voor gebruikt?

Antwoord: Dat is een mengsel van etherische oliën waaronder Eucaliptisch, Menthol. Dit is gemengd aangeleverd door Vitafor. het wordt gebruikt voor ademhaling, voor geur en luchtwegen.


Vraag: Waarom kocht u het in?

Antwoord: Op vraag van Chickfriend. Zij wilden dit omdat in eerste instantie Fiprorein, Friproclean werd aan hen geleverd. Als zij dit gingen spuiten en vermengden met water dan zouden de spuitkoppen dicht gaan zitten. Dit kostte hen teveel tijd en toen heeft Chickfriend, in de persoon [naam 1] en/of [naam 2] dit gemengd met Vita Menthol om dit probleem op te lossen. Ik verkocht dit in eerste instantie als menthol Boost. Chickfriend heeft de producten Fiprorein, Fiproclean en Methol-boost gekocht. Dit tezamen heeft Chickfriend gemengd.


Na dat Chickfriend het uitgetest heeft, hebben zij mij gevraagd of ik het product gemengd kon aanleveren. Dit tezamen werd Dega-16.


(…) De eerste levering Fiprocid uit Roemenië was met etiket. Later moest ik deze eraf halen van Chickfriend. Ik denk dat Chickfriend niet wilde dat hun klanten dit zouden zien. Mogelijk dat hun klanten dat etiket niet vertrouwden.

Chickfriend vroegen dus iets anders, omdat zij in eerste instantie Fiprocid met water mengde. De spuitkoppen verstopten echter hierdoor. Vervolgens mengden zij met etherische oliën, wat een goed resultaat gaf. Chickfriend was een grote klant en hadden het zo druk dat zij aan mij vroegen of ik het wilde mengen. Ik werd door hen onder druk gezet dat ik moest gaan mengen. Ik heb toen Fiprocid gemend met Methol Complex oftewel menthol Boost met verhouding 1 op 1. Dit werd het product Dega-16.


Vraag: u werd hiervoor verzocht door Chickfriend? Hoe ging dit in zijn werk?

Antwoord: Ik heb zelf nieuwe cans aangekocht bij een bedrijf omdat zij cans wilde met een kijkstrip. Overal het algemeen altijd blauwe cans. Na het afvullen sloot ik de cans met een speciale dopsleutel. Na 5x klikken zat de can dicht. De etiketten werden gemaakt door firma LemaChemie in Weelde. Zij waren leverancier van mij van Proton. De tekst voor de etiketten heb ik aangeleverd. De tekst als ingrediënt die erop stond was: Menthol-Boost. Het merk was Dega-16.


Vraag: Stond er Fipronil op dit etiket?

Antwoord: Nee


Vraag: Waarom niet?

Antwoord: In een overleg met Chickfriend was er besproken dat dit er niet op mocht om te voorkomen dat iemand anders met hetzelfde middel zou gaan werken. Chickfriend en niemand anders mocht het middel hebben, ik moest wel mee. Er moest voorkomen worden dat als er een Can ergens achterbleef er een concurrent ermee vandoor zou gaan.


Vraag: Chickfriend, [naam 1] en [naam 3] wisten dat er Fipronil in zat?

Antwoord; ja, dit wisten zij heel goed. Omdat op de eerste levering Fiprocid werd geleverd. We spraken wel een samen af bij bijvoorbeeld Van der Valk. Er waren geen andere mensen aanwezig bij overleg over DEGA 16, dus alleen [naam 3] , [naam 1] en ikzelf. Er waren geen derden erbij. Mogelijk zijn er nog stukken, e-mails met gespreksverslagen. Ik weet dit niet, dit moet opgezocht worden.


Vraag: Werd Menthol Boost nog verkocht aan Chickfriend nadat DEGA 16 was ontwikkeld

Antwoord: ja, ik vermoed dat zij dit gebruikten erbij gebruikten. Omdat zij ook Mite(clean bleven) gebruiken.


Vraag: Wanneer bent u Dega-16 gaan afvullen?

Antwoord: Dega-16 is van 2016.


Vraag: Kwamen de lege cans terug?

Antwoord: In het begin wel, achteraf niet meer.


Vraag: Het etiket, heeft u zelf de tekst bepaald of in samenspraak met Chickfriend?

Antwoord: Er is daar wel overleg in geweest met Chickfriend. In eerste instantie stond er “Onaanlokkelijk op tegen bloedluis". Dit mocht niet. Wettelijk gezien mocht dit niet erop staan. Ik heb het etiket laten veranderen door "Onaanlokkelijk voor bloedluisbestrijding" eraf te laten halen.


(…)

Vraag: Werd Fiprocid voor Chickfriend besteld? Waren er nog andere afnemers?

Antwoord: zal zijn geweest maar moet ik in de boeken nagaan. Dega-16 was in Nederland uitsluitend bestemd voor Chickfriend.


(…)

Vraag: Wat is Fipro Rein?

Antwoord: Dit is exact hetzelfde als Fyprocid met de werkzame stof Fipronil. Deze Fiprorein was voor mij een andere benaming als Fyprocid en stond alleen op uitgaande facturen.


De vragen die gesteld zijn over Fyprocid gelden ook voor Fipro Rein omdat dit hetzelfde product. Fiprorein, Fiproclean, DEGA 16 P, dit is allemaal dezelfde product alleen onder andere naam. (…)


Vraag: wist Chickfriend danwel [naam 1] en [naam 3] dat zij producten gebruikten waar Fipronil en/of Amitraz in zat?

Antwoord: ja , dit wisten zij.


(…)

Verbalisanten tonen DOC-00580 tot en met DOC-00583 met als titel DEGA 16 Material Safety Data Sheet
Vraag: herkent u deze documenten?

Antwoord: ja


Vraag: Wie heeft dit document opgesteld?

Antwoord: ik, dit is een kopie van Vita-Menthol wat ik gekregen heb van Vitafor en heb hier mijn eigen productnaam DEGA-16 boven gezet.


Vraag: Waarom heeft u dit opgesteld?

Antwoord: [naam 3] vroeg een Material Safety Data Sheet.


Vraag: Waarvoor wordt het gebruikt?

Antwoord: Wat erin zit, voor de veiligheid.


Vraag: Hoe is deze bij [naam 3] terecht gekomen?

Antwoord: Ik denk per email.


Vraag: U bent gebeld voor een Materiaal Safety sheet door [naam 3] , klopt dit en waarom?

Antwoord: Ja, ik denk voor zijn klanten


Vraag: Heeft hij gezegd wat erop moest komen te staan?

Antwoord: Ja


Vraag: Weet u of [naam 1] hiervan op de hoogte was?

Antwoord: Ik vermoed van wel, waarom, dat is een gedachtegang.


Vraag: Waarom staat er geen Fipronil op?

Antwoord: Omdat [naam 3] dit wilde.


c) Een (tweede) proces-verbaal van verhoor van verdachte [verweerder in de vrijwaring] van 30 november 2018. Hierin is onder meer het volgende opgenomen:

V: Welke werkzame stoffen zaten er in de producten genoemd in dit schema?
A: Fiprocid bevatte fipronil en periproxyfen. Vita-menthol bevatte etherische oliën en menthol. (…)

V: Wie vermengde Vita-Menthol met Fiprocid? Vermengde jij?
A: Ja dat heb ik op aanvraag gedaan. Ik heb dat de vorige keer ook verteld. Op aanvraag van Chickfriend. Als zij de fiprocid gewoon gingen gebruiken dan gingen die nozzles dicht. En als zij vermengden met vita-menthol ging dat goed. Zij kregen eerst de fiprocid puur (…). Maar zij verloren hier teveel tijd mee, zij wilden alleen recht op het product en hadden daardoor ook een hoop van mijn omzet in hun macht. Toen hebben zij mij gevraagd om dat te doen. Zij konden het product niet puur gebruiken. Als zij een probleem hadden op het bedrijf dan gingen zij het bestand verhogen en dan gingen zij er veel meer in doen. Ik heb altijd gezegd dat ze dat niet op de dieren moesten spuiten. Met zij bedoel ik Chickfriend in de personen van [naam 1] en [naam 3] .

V: Wie bedacht de namen voor de verschillende producten?
A: Daar zijn wel wat telefoontjes over gedaan. Het kan zijn dat zij dat hebben gedaan of ik. Het is allemaal in samenspraak gegaan. Dat was met Chickfriend, dat was met [naam 3] en [naam 1] . Ik denk bij de fiprorein [naam 8] ook nog, maar daar ben ik niet zeker van.

(…)

V: Wisten [oprichter 1] en [oprichter 2] dat de producten fipronil bevatten?
A: ja, zij wisten dat van alle producten op het schema. Dat heb ik in de vorige ondervraging ook verklaard.

(…)

V: Hoe zag de samenwerking eruit tussen jou en Chickfriend?
A: Er zat nogal veel druk op de ketel. Die jongens waren hardwerkend, maar zoals zij het in hun hoofd hadden zo moest het ook gebeuren. Zij waren veeleisend. Zij wilden aanpassingen als het hun uitkwam etc. (…)

V: Kwam die druk vanuit [naam 3] , [naam 1] of beiden?
A: Beiden.

V: Je hebt veel gedaan voor Chickfriend. Heb je ook veel gedaan voor Chickclean?
A: Voor mij was dat hetzelfde. Het waren [naam 3] en [naam 1] met twee verschillende zaakjes.

V: Liep dat door elkaar?
A: Alles voor reiniging en ontsmetting dat ging Chickclean. Alles met leggende dieren ging naar Chickfriend. Zij hadden een scheiding binnen hun firma. Ik maakte met beide afspraken. [naam 1] heeft ook goederen voor mij verdeeld en hier provisie op gekregen. Dat ging waarschijnlijk via Chickfriend.

(…)

O: In de woning van verdachte [oprichter 1] is een fotoboek aangetroffen. In dit fotoboek is op een pagina een foto geplakt van een blauwe jerrycan Dega16 geflankeerd door een fles Champagne aan één kant en aan de andere kant twee flesjes Leffe. Onder deze foto is de tekst geplakt; “Wat een feest toen de Dega16 legaal werd. (…)".
(…)

V: Waarom staat er toen Dega legaal werd?
A: Eerst hadden wij het product fiprorein of fiprocid. En toen hebben we gezegd zie maar dat je er iets anders van maakt. Wij hebben toen de naam Dega 16 bedacht op het latijn van bloedluis en het jaar. Het was toen zo besproken met [naam 3] en [naam 1] . Wij hebben toen het etiketje gemaakt en toen dat werd geleverd heb ik die met een fles champagne op het schap gezet en een fotootje gemaakt.

d) Een proces-verbaal van verhoor van 26 september 2017 van getuige [getuige] (hierna: [getuige] ), werkzaam bij [bedrijf 1] . Hierin is onder meer het volgende opgenomen:

Vraag Wat kunt u verklaren over Chickfriend?

Antwoord: “Ik weet dat het een jong bedrijf is met twee relatief jonge jongens die servicewerkzaamheden in de pluimvee sector verrichten. Ik heb denk ik voor het eerst van die naam gehoord in de zomer van 2015 of 2016, dat mij in ieder geval is bijgebleven. Vervolgens hebben de jongens afgelopen najaar een afspraak met mij gemaakt, om hun diensten te promoten na enige druk dat wij bloedluisbestrijding niet serieus namen. Het verhaal ging rond dat wij als Verbeek de bloedluisbestrijding niet serieus namen bij onze gelieerde bedrijven, omdat wij geen gebruik maakten van Chickfriend. (…)”

(…)

Vraag: Is Chickfriend ook op de hoogte van de kennis wanneer een middel een biocide is?

Antwoord: “In mijn beleving zouden zij zeer zeker op de hoogte moeten zijn, omdat zij een servicebedrijf zijn en met giftige stoffen werken en erkenningen hebben. Of zij deze kennis daadwerkelijk hebben, dat weet ik niet. Chickclean was een erkend bedrijf dat regelmatig getoetst en ge-audit werd en het lijkt mij dat zij vergunningen van overheidswege hebben voor het opslaan van middelen etc."


(…)

Vraag: Wij zien op DOC-00547 en DOC-01313 een e-mail van [getuige] (u) aan [naam 4] dat er een voorlichtingsgesprek heeft plaatsgevonden met 'Chicken Friend'. Wie waren er bij dit gesprek aanwezig?

Antwoord: “Dit betreft hetzelfde gesprek als waar ik u zostraks al over verteld heb. Beiden heren van Chickfriend waren hierbij aanwezig en daarnaast mijn collega 's [collega 1] en [collega 2] "


(…)

Vraag: Wij lezen in de e-mail DOC-00547 dat u het heeft over 'DEGA 16', wat kunt u hierover vertellen?

Antwoord: “In het gesprek is verteld dat het een plantaardig product is op basis van menthol en eucalyptus. Ik ben hierin geïnteresseerd vanuit mijn achtergrond voor de bio tak en ik weet dat er plantaardige middelen zijn die werken, ik had wel wat argwaan. Ze hebben gezegd dat Dega 16 een natuurproduct is. Ik had nog niet eerder van de naam Dega 16 gehoord, wel had ik eerder gehoord dat er een menthol eucalyptus product was dat goed zou werken. Verder hadden zij geen producten en documentatie bij zich, maar de documentatie is ter plekke verstuurd."


Vraag: Waarom had u argwaan?

Antwoord: “Ik had argwaan omdat het een product is wat heel goed werkt voor iets waar de hele wereld naar op zoek is, en aan dat soort producten zit vaak een luchtje aan. Zo ben ik in het verleden ook benaderd voor nicotine."


Vraag: Heeft u uw argwaan uitgesproken?

Antwoord: “Ja, ik maak altijd aantekeningen hij een gesprek, destijds niet veel gedaan want het was ontzettend druk in verband met de vogelgriep. Ik heb een paar krabbels tijdens het gesprek met Chickfriend gemaakt, er staat geen datum bij, maar ik heb tijdens dit gesprek ‘fipronil' bijgezet. In november 2016 heeft iemand uit de sector mij gewaarschuwd, dat het een goed middel van Chickfriend zou zijn, maar dat er fipronil in zat. Ik heb toen gezegd, weet niet wat het is, ga er niet op in. Het betrof iemand uit de pluimvee periferie, en hij vertelde dat deze informatie op een landbouwbeurs in Hardenberg was opgevangen waar Chickfriend ook aanwezig zou zijn geweest, volgens zeggen. Ik was zelf niet op deze beurs aanwezig.


Ik heb fipronil tijdens het gesprek met Chickfriend ter sprake gebracht, maar in welke context het woord fipronil door mij genoemd is, dat weet ik niet meer. Ik wist op dat moment niet wat fipronil was. Door Chickfriend is er ontkennend op geantwoord.


Een collega, [collega 1] , die bij het gesprek aanwezig was attendeerde mij er later op dat ik het tijdens het gesprek met Chickfriend over fipronil heb gehad. Toen ik mijn aantekeningen van het gesprek terug keek, zag ik dat ik bij deze aantekeningen ook 'fipronil' heb opgeschreven."


Opmerking verbalisanten: Getuige [getuige] heeft zijn notitieblok gepakt en de aantekeningen van het gesprek met Chickfriend getoond. Verbalisant Schemkes heeft een gedeelte van de betreffende pagina met aantekeningen van het gesprek tussen [getuige] en Chickfriend uit het notitieblok van getuige [getuige] gesneden en deze in beslag genomen. Deze is opgenomen onder DOC-01322.

Vraag: Wij lezen in de e-mail DOC-00547 en DOC-01313 dat u het schrijft dat 'Dega 16 wordt/is aangemerkt als een biocide in Nederland'. Hoe weet u dat Dega 16 wordt/is aangemerkt als biocide in Nederland?


Antwoord: “Omdat het een bestrijdingsmiddel is voor bloedluis. Middelen tegen bloedluis die zo gedeclareerd worden, zijn biocides. Met de kennis van toen, ging ik ervan uit dat omdat het een bloedluisbestrijdingsmiddel is, het een biocide was, dit ging destijds voor mij zo op."


e) Een e-mailbericht van 28 november 2016 van [getuige] aan [verweerder in de vrijwaring] met CC aan Chickfriend met als onderwerp “registratie Dega 16”. Hierin is onder meer het volgende opgenomen:

Vandaag hebben wij een aangenaam voorlichtingsgesprek gehad met uw verdeler van Dega 16, Chicken Friend Bloedluisbestrijding in Nederland.
Er is met name gesproken over de inzet van Dega 16 tbv bloedluis bestrijding/verdrijving in pluimveestallen.
Dega 16 wordt/is in Nederland aangemerkt als een Biocide en dient derhalve, voor zover onze informatie strekt, te beschikken over een toelating of registratie nummer.
Alvorens wij de producten kunnen dan wel mogen gebruiken dienen wij te beschikken over het registratie/ erkennings nummer bij bet college van gewasbeschermingsmiddelen en biociden.
(…)
Op dit moment heb ik de toelating van Dega 16 voor het gebruik in pluimveestallen nog niet kunnen terugvinden in de betreffende databank.
Mogelijk dat ik onder een verkeerde file zoek; kunt u mij het toelatingsnummer toesturen zodat wij ons dossier ten behoeve van toegestaan en veilig gebruik kunnen afzekeren?

f) Een e-mailbericht van 7 december 2016 van [getuige] aan [verweerder in de vrijwaring] . Hierin is onder meer het volgende opgenomen:

Naar aanleiding van mijn mail en ons telefoongesprek van afgelopen week heeft onze kwaliteitsdienst de inzet en gebruik van het product Dega 16 nog nader tegen het licht gehouden en getoetst en ik heb de volgende feed back gekregen

Het etiket vermeldt een biocide claim: “'DEGA 16 maakt de omgeving van uw dieren onaanlokkelijk voor luizen en mijten”.

Deze claim past bij een biocide van producttype 19
(…)
Het product DEGA 16 heeft geen toelating als biocide in Nederland en mag daarom in Nederland niet als biocide op de markt zijn en ook niet als biocide worden gebruikt

Wij raden u aan om het product als biocide in Nederland aan te melden en te registreren dan wel te onderzoeken op welke wijze het product wel legaal aangewend kan worden.
tot die tijd kunnen wij als Verbeek uw product helaas niet inzetten.

g) Het onder f) genoemd e-mailbericht (DOC-00546) waarop ook te zien is dat [verweerder in de vrijwaring] het bericht op 25 januari 2017 heeft doorgestuurd aan Chickfriend.

h) Een proces-verbaal gezamenlijk gebruik door Chickfriend en Chickclean (proces-verbaal van bevindingen Material Safety Data Sheet (MSDS)) van 10 december 2018. Hierin is onder het kopje “5. Resumé” het volgende opgenomen:

Uit voorgaande kan worden afgeleid dat de verdachten [oprichter 1] en Chickfriend voor het gebruik van DEGA 16 een Material Safety Data Sheet nodig hadden. Tevens kan worden afgeleid dat deze MSDS door verdachte [verweerder in de vrijwaring] is opgemaakt in samenspraak met verdachte [oprichter 1] . Daarnaast kan worden afgeleid dat op deze MSDS de werkzame stof Fipronil niet is vermeld. Tenslotte is af te leiden dat deze MSDS bekend was bij verdachte [oprichter 2] en vermoedelijk ook gebruikt. De MSDS is door verdachte [oprichter 1] gebruikt en verstrekt aan derden waaronder [bedrijf 2] en een vertegenwoordiger van [bedrijf 1] .

i. i) Een uitgeschreven WhatsApp-gesprek tussen [oprichter 1] en [oprichter 2] van 7 juli 2017. Dit gesprek heeft plaatsgevonden nádat de NVWA die dag een onderzoek naar de activiteiten van Chickfriend c.s. in de woning van [oprichter 1] had ingesteld en vóórdat de NVWA tezamen met [oprichter 1] en zijn advocaat het bedrijfspand van Chickfriend c.s. had bezocht. Het gesprek verloopt onder meer als volgt:

{"text":"07V07V2017, 10:39 - [naam 3] : Die zak kattenstront ligt er nog
{"text":"07V07V2017, 10:40 - [naam 3] Ze gaan zo ok staaltjes nemen
{"text":"07V07V2017, 10:43 - [naam 3] : En die proeven moeten weg!!
{"text":"07V07V2017, 11:04 - [oprichter 2] : Kut
(…)
{"text":"07V07V2017, 11:31 - [naam 3] : Je en er liggen 2 cans in de bak van tholu!!
{"text":"07V07V2017, 11:32 - [oprichter 2] : Fuck
{"text":"07V07V2017, 11:32 - [oprichter 2] : Ff belle
{"text":"07V07V2017, 11:54 - [naam 3] : Laat ff weten of het lukt!!
(…)
{"text":"07V07V2017, 11:55 - [oprichter 2] : [naam 5] is nu in Woudenberg sleutel halen van [bedrijf 3]
{"text":"07V07V2017, 11:55 - [oprichter 2] : Hoop dat het op tijd is
{"text":"07V07V2017, 11:56 - [naam 3] : Het lukt niet met facturen ophalen, dus heb nog ff
{"text":"07V07V2017, 11:58 - [oprichter 2] : Mooi zo
{"text":"07V07V2017, 12:24 - [oprichter 2] : [naam 5] is bij het hok
{"text":"07V07V2017, 12:36 - [oprichter 2] : Hok is schoon!
(…)
{"text":"07V07V2017, 13:26 - [naam 3] : Heeft ie 2 voile cans ok meegenomen
{"text":"07V07V2017, 13:54 - [naam 3] : Dus nix geen dega staan!

j) Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [naam 5] van 20 februari 2018 (dit betreft de [naam 5] die hiervoor in het WhatsApp-gesprek wordt genoemd, de rechtbank). Hierin is onder meer het volgende opgenomen:

Toen ik op 7 juli 2017 met [naam 3] zou gaan spuiten, kreeg ik in de morgen een WhatsApp bericht van hem dat de NVWA op bezoek was en dat het iets later werd. Ik ging gewoon mijn eigen werk doen die dag en ik dacht ik zie het wel. Tot het moment dat ik door [naam 1] werd gebeld met het verzoek om naar de zaak te rijden om de lege bussen Mite weg te halen.
(…)
Ik moest de sleutel gaan ophalen bij een olieboer die altijd de dieseltank kwam afvullen. Toen ik onderweg was werd ik weer gebeld door [naam 1] dat de loods gewoon open en dus toen ben ik er heen gegaan.
In de afvalcontainer zaten bussen Mite en een gebruikte slang. Beide hadden dezelfde penetrante geur.... en als daar een probleem in zou zitten..... Ik heb met mijn boerenverstand die hele container achter in mijn bus gedrukt en meegenomen.
(…)

[naam 1] vroeg mij ook of ik in een van de twee bussen die aan de zaak stond wilde kijken of daar nog wat in lag. In de bus lagen nog 4 witte liter bussen met op de deksel met zwarte stift FI geschreven. Die heb ik ook meegenomen. Onder de trap stond nog een doosje met 4 of 5 literflessen waar FLAM bovenop stond geschreven. Ik heb dit meegenomen naar huis en toen ben ik weer gegaan.
(…)
V: Maar hij gaf aan wat jij moest meenemen?
A: Ja, op aanraden van [naam 1] van als daar wat ligt dan moet je het meenemen.
(…)
V: Hoe ging dat dan, hij belde op?
A: Ja, hij belt op en zei, je hebt een berichtje gehad van [naam 3] ....NVWA. Ik zei dat dat dat klopte. Hij zei wil je even naar de zaak rijden en die lege bussen Mite meenemen. Onderweg hadden we nog contact over die dieselboer waar ik die sleutel vandaan moest halen dat dat niet hoefde want de schuur was toch los. Ik moest ook nog maar even daar en daar kijken en als daar wat lag dan moest ik het meenemen.
(…)
V: Nu heb je het ook over bussen met FI erop. Waarom dan ook specifiek die bussen?
A: Die lagen op een specifieke plek. Hij zei tegen mij dat ik in de vrachtwagen moest kijken en als daar wat lag dan moest ik dat meenemen.
V: Wij willen exact weten wat hij jou heeft gevraagd en dan specifiek wat je moest meenemen.
A: Dat is inderdaad in de vrachtwagen bij de voorstoel en of er onder de trap nog een doos stond dan moest dat weg. Dat heeft hij letterlijk zo gezegd.
V: Dus specifiek onder de trap en in de bus achter de stoel. Waarom in de bus achter de stoel?
A: Ja....dat heb ik zo niet gevraagd. Met de kennis van nu... ja, maar toen wist ik niet wat ik nu weet.
V: Wat waren het voor producten?
A: Dat kan ik niet zeggen. Afgesloten bussen en met zwarte stift stond er FI op geschreven.
(…)
V: Heb je ook Dega 16 verplaatst toen?
A: Er stond een zwarte en een groene 20 liter jerrycan met een etiket van Dega 16, deze heb ik ook meegenomen.
V: Herkende je die?
A: Nee, ik herkende deze niet want de cans die wij normaal gesproken meenamen waren blauw.
(…)
V: Je hebt het meegenomen in de bus, wat moest je er mee doen, wat zei [naam 1] , je moest ze meenemen?
A: Ik moest ze meenemen en [naam 1] zou ze diezelfde dag bij mij komen ophalen. Dat was de reguliere afspraak. Hij was die dag op een klus in Friesland ergens. Dat was ook de reden waarom ik het moest ophalen want ik woon er een kwartier vandaan. Anders hij het zelf gedaan denk ik. Blijkbaar moest het die dag weggehaald worden.



4.7.
Daarnaast heeft [gezamenlijke eisers] een verklaring van 13 november 2017 van de heer

[naam 6] in het geding gebracht. Deze verklaring luidt, voor zover van belang, als volgt:

Sinds 2015 heb ik een bedrijf dat onder meer bestrijdingsmiddelen en voedingssupplementen voor de landbouwsector verkoopt. Ik heb enige tijd samengewerkt met de heer [verweerder in de vrijwaring] van [verweerder in de vrijwaring] . Dat deden we onder de door mij bedachte handelsnaam [handelsnaam] . De samenwerking heb ik begin 2016 al weer beëindigd.

(…)
Tijdens de samenwerking die wij hebben gehad voorheen heeft [verweerder in de vrijwaring] gebruik mogen maken van een mailbox van mij ( [handelsnaam] ), nadat onze samenwerking beëindigd was heb ik de wachtwoorden daarvan veranderd. Ik had toegang tot de mailbox omdat de inloggegevens aan mij toebehoorden. Ik heb mails gezien waarin de heer [verweerder in de vrijwaring] grote hoeveelheden Fiprocid in Roemenië bestelde en dit verkocht aan onder meer Chickfriend. Een belangrijk bestanddeel van Fiprocid is fipronil. Ondanks het stoppen van de mailbox verstuurde de Roemeense (Fabrikant?) leverancier van Fiprocid nog altijd een CC (kopie mail) naar [mailadres] waardoor deze nog altijd zichtbaar waren voor mij.



4.8.
Uit de hiervoor geciteerde verklaringen volgt genoegzaam dat [oprichter 1] en [oprichter 2] goed wisten waarmee zij bezig waren en zelf de hand hebben gehad in het (laten) samenstellen van Dega-16 met fipronil en het maskeren van het gebruik van de verboden stof fipronil door een Safety Data Sheet waarin getracht is de biocideclaim van Dega-16 te verhullen en -eerder- het laten verwijderen van het etiket op de door [verweerder in de vrijwaring] geleverde fiprocid. Het was duidelijk dat Dega-16 een biocideclaim had en daarom geregistreerd moest staan om te mogen worden gebruikt. Dega-16 stond echter niet geregistreerd en mocht dus niet worden gebruikt. [oprichter 1] en [oprichter 2] hebben zich hiertegenover slechts in algemene zin op het standpunt gesteld dat zij niet wisten dat het gebruikte middel Dega-16 een verboden stof, fipronil, bevatte. Ter zitting hebben zij hieraan nog toegevoegd dat zij [verweerder in de vrijwaring] hebben gevraagd om een product te leveren waarmee zij goed konden spuiten, dat [verweerder in de vrijwaring] daarmee vervolgens aan de gang is gegaan, dat zij [verweerder in de vrijwaring] op zijn blauwe ogen vertrouwden en dat zij nooit vraagtekens hebben gezet bij de reden van de goede resultaten die zij boekten bij de bestrijding van bloedluis, hoewel dat met de bekende en daarvoor toegelaten middelen nog nooit was gelukt. Het verweer van Chickfriend c.s. op dit punt komt er samengevat dus op neer dat zij van niets wist en dat zij geen reden had om te twijfelen aan het middel dat zij gebruikte in de stallen van de pluimveehouders. Naar het oordeel van de rechtbank is dit verweer gelet op de hiervoor geciteerde verklaringen en stukken uit het strafrechtelijk onderzoek onvoldoende gesubstantieerd. Het had op de weg van Chickfriend c.s. gelegen om haar blote ontkenningen nader te concretiseren en voor zover mogelijk te onderbouwen met stukken. Nu zij dit heeft nagelaten gaat de rechtbank aan de onvoldoende gemotiveerde betwistingen voorbij. Op grond van de hiervoor weergegeven verklaringen en stukken, in onderling verband en samenhang bezien, neemt de rechtbank aan dat Chickfriend c.s.:
1. wetenschap had van het verboden en schadelijke karakter van fipronil,
2. wetenschap had van de aanwezigheid van fipronil in het middel Dega-16, en
3. wist dat het gebruikte middel Dega-16 niet was toegelaten voor het gebruik als
bestrijdingsmiddel van bloedluis in Nederland.



4.9.
Op grond van al het voorgaande moet worden aangenomen dat niet alleen sprake was van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomsten van opdracht tot bloedluisbestrijding en stalreiniging door Chickfriend c.s., maar ook dat die tekortkoming toerekenbaar is aan Chickfriend c.s. [oprichter 1] en [oprichter 2] hebben immers bewust gebruik gemaakt van fipronil terwijl zij wisten dat fipronil voor bloedluisbestrijding bij kippen niet gebruikt mag worden. De tekortkoming was aldus aan hun schuld te wijten. Afgezien daarvan komt het voor risico van Chickfriend c.s. dat zij gebruik heeft gemaakt van een stof, fipronil, die ongeschikt was voor de uitvoering van de verbintenis. Dit zou slechts anders zijn indien dat onder de in art. 6:77 BW genoemde omstandigheden onredelijk zou zijn. Chickfriend c.s. heeft daaromtrent niets concreets gesteld, terwijl overigens niet valt in te zien waarom dit in de gegeven omstandigheden onredelijk zou zijn in aanmerking genomen dat zij opzettelijk bezig is geweest met een verboden bestrijdingsmiddel.



4.10.
Met inachtneming van het voorgaande gaat de rechtbank ook voorbij aan het (impliciete) verzoek van Chickfriend c.s. om de behandeling van deze civiele zaak aan te houden totdat duidelijk is of er strafvervolging tegen haar wordt ingesteld. Nog afgezien van het feit dat geen rechtsregel zich ertegen verzet dat een civiele zaak wordt behandeld en afgedaan tegen gedaagden die in afwachting zijn van eventuele strafrechtelijke vervolging, ziet de rechtbank in de geciteerde verklaringen en stukken uit het strafrechtelijk onderzoek, ook al is dat kennelijk slechts een fractie van het totale strafdossier, meer dan voldoende aanknopingspunten voor de wetenschap van Chickfriend c.s. van het verboden en schadelijke karakter van fipronil, de aanwezigheid van fipronil in het middel Dega-16, en dat dat middel niet was toegelaten voor het gebruik als bestrijdingsmiddel van bloedluis in Nederland, mede gelet op het feit dat – zoals reeds overwogen – Chickfriend c.s. onvoldoende hiertegen in heeft gebracht. De rechtbank gaat evenmin mee in de stelling van Chickfriend c.s. dat de verklaringen uit het strafdossier afkomstig zijn van personen die belang erbij hebben alle schuld in de schoenen van Chickfriend c.s. te schuiven. Zo laat [verweerder in de vrijwaring] zijn eigen rol in het geheel allerminst onbesproken en zijn zijn verklaringen in ieder geval niet bij voorbaat onjuist en/of ongeloofwaardig. Ook kan zonder nadere toelichting niet worden aangenomen dat de verklaringen van [getuige] , [naam 7] en [naam 8] op weinig meer dan speculatie en veronderstellingen zijn gebaseerd, mede gelet op de aangetroffen e-mailberichten en WhatsApp-gesprekken.


Aansprakelijkheid Chickfriend en Chickclean




4.11.
De rechtbank overweegt ten slotte ten aanzien van Chickclean nog het volgende. [gezamenlijke eisers] heeft onweersproken gesteld dat Chickfriend de pluimveehouders vaak bezocht in een busje met daarop de naam Chickclean. Daarnaast staat vast dat Chickclean naast Chickfriend zelf ook vaak de bedrijven van veel pluimveehouders bezocht, daar stalreinigingswerkzaamheden verrichtte en dat op die bedrijven fipronil is aangetroffen. De rechtbank wijst bovendien op de aansprakelijkstellingen van verschillende pluimveehouders, althans van hun advocaat of rechtsbijstandsverzekeraar (bewijsstuk 9 van [gezamenlijke eisers] ). Deze zijn in een aantal gevallen gericht aan Chickfriend én Chickclean (de brief van [bedrijf 4] ), aan Chickfriend en/of Chickclean (de brieven van ARAG ), dan wel alleen aan Chickclean (de brief van mr. Van Spanje namens [bedrijf 5] . Tot slot wijst de rechtbank op het (tweede) proces-verbaal van verhoor van verdachte [verweerder in de vrijwaring] van 30 november 2018 (zie hiervoor 4.6 onder c), waarin hij op de vraag of hij naast Chickfriend ook veel heeft gedaan voor Chickclean onder meer het volgende antwoordt: “Voor mij was dat hetzelfde. Het waren [naam 3] en [naam 1] met twee verschillende zaakjes. Alles voor reiniging en ontsmetting dat ging Chickclean. Alles met leggende dieren ging naar Chickfriend. Zij hadden een scheiding binnen hun firma. Ik maakte met beide afspraken.”



4.12.
Op grond van de voorgaande omstandigheden staat in voldoende mate vast dat Chickfriend en Chickclean zo nauw met elkaar waren verweven dat ten aanzien van het sluiten en uitvoeren van de overeenkomsten met de pluimveehouders tussen hen geen onderscheid bestaat en beiden uit hoofde van een toerekenbare tekortkoming door [gezamenlijke eisers] kunnen worden aangesproken. De niet nader onderbouwde stelling van Chickfriend c.s. dat Chickclean het middel Dega-16 nooit heeft gebruikt is in het licht van een en ander onvoldoende om tot een andersluidend oordeel te komen.


Causaal verband




4.13.
Chickfriend c.s. stelt dat twee schakels in de causale keten ontbreken:
1) er bestaat geen oorzakelijk verband tussen de gedragingen van Chickfriend c.s. en de geconstateerde te hoge concentraties fipronil in kippen, eieren en mest,
2) er bestaat geen oorzakelijk verband tussen de te hoge concentratie fipronil bij de behandeling tegen bloedluis en de door [gezamenlijke eisers] geleden schade.


Ad 1:



4.14.
Volgens Chickfriend c.s. staat het geenszins vast dat de gebruikte Dega-16 inderdaad te hoge concentraties fipronil bevatte en bestaat er ook geen onderbouwing voor de aanname dat het gebruik van Dega-16 tot een verhoogde concentratie fipronil in kippen, eieren en mest heeft gezorgd. Het is onduidelijk wat de oorzaak is voor de te hoge concentratie fipronil. Uit het rapport-Sorgdrager volgt dat de fipronilaffaire is ontstaan en geëscaleerd doordat de kwaliteitssystemen in de gehele eiersector onvoldoende waarborg bieden voor voedselveiligheid, doordat de NVWA niet adequaat heeft gereageerd op diverse eerdere signalen over het gebruik van fipronil. In het rapport is niet vastgesteld dat er fipronil aanwezig was in Dega-16 en dat het gebruik van dit middel derhalve de (enige) bron is geweest voor de besmetting. Het is volgens Chickfriend c.s. goed denkbaar dat er andere oorzaken zijn aan te wijzen voor de te hoge concentratie fipronil. Alle bedrijven waar Chickfriend na 1 januari 2017 behandelingen heeft uitgevoerd zijn direct geblokkeerd, terwijl na het onderzoek in supermarkten besmette eieren zijn ontdekt die afkomstig waren van twee niet-geblokkeerde bedrijven. Blijkbaar heeft Chickfriend geen werkzaamheden uitgevoerd bij deze twee bedrijven, of eerder dan 1 januari 2017. Het ligt voor de hand dat de te hoge concentratie fipronil in de eieren van deze twee bedrijven is te wijten aan een andere oorzaak, welke oorzaak ook de te hoge concentratie fipronil kan hebben veroorzaakt bij bedrijven die wél zaken hebben gedaan met Chickfriend, aldus Chickfriend c.s. Zij voert verder aan dat ook is gebleken dat een te hoge concentratie fipronil is aangetroffen in van Poolse bedrijven afkomstige eieren. Chickfriend c.s. heeft echter nooit behandelingen uitgevoerd in Polen en heeft geen producten doorverkocht aan bedrijven in dit land. Dat betekent dat de fipronilbesmetting van deze eieren in ieder geval buiten Chickfriend c.s. om is veroorzaakt.
Ter zitting heeft Chickfriend c.s. hieraan nog toegevoegd dat de pluimveehouders ook een eigen wettelijke verantwoordelijkheid hadden om te voorkomen dat stoffen als fipronil in de keten zouden komen, zodat hen daarmee eigen schuld treft.



4.15.
Naar het oordeel van de rechtbank is er wel grond om causaal verband aan te nemen tussen de gedragingen van Chickfriend c.s. en de bij de pluimveehouders geconstateerde te hoge concentraties fipronil in kippen, eieren en mest. Het staat vast dat Chickfriend c.s. sinds 2016 op grote schaal fipronil heeft gebruikt voor de bestrijding van bloedluis en het staat evenmin ter discussie dat Chickfriend c.s. Dega-16, met fipronil dus, heeft gebruikt bij de uitvoering van de opdrachten van de pluimveehouders. Dan ligt ten zeerste voor de hand dat de in de bedrijven van de pluimveehouders geconstateerde concentraties fipronil veroorzaakt zijn door de met Dega-16 uitgevoerde bestrijding van bloedluis bij die bedrijven door Chickfriend c.s. Al hetgeen Chickfriend c.s. daar tegenover heeft gesteld is louter speculatief en niet met voldoende concrete gegevens onderbouwd. Het bestaan van causaal verband op dit punt heeft Chickfriend c.s. aldus onvoldoende gemotiveerd betwist.


Ad 2:



4.16.

[gezamenlijke eisers] stelt dat haar schade onder meer bestaat uit kosten met betrekking tot het ruien of ruimen van kippen, het terugroepen en vernietigen van eieren alsmede uit gederfde winst. Deze schadeposten zijn volgens Chickfriend c.s. echter niet veroorzaakt door het handelen van Chickfriend c.s., maar door het blokkeren van de bedrijven door de NVWA. De besluiten van de NVWA zijn derhalve aan te merken als de directe oorzaak voor de schade van [gezamenlijke eisers] , aldus Chickfriend c.s.



4.17.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Tussenkomend menselijk handelen – in dit geval van de NVWA – doorbreekt de causaliteit niet. [gezamenlijke eisers] stelt in dit kader terecht dat de NVWA de bedrijven van de pluimveehouders niet had hoeven te blokkeren als er niet een te hoge concentratie fipronil in de eieren van die bedrijven was aangetroffen, hetgeen weer het gevolg was van het gebruik van het middel Dega-16 door Chickfriend c.s. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat er dus wel degelijk ook een oorzakelijk verband tussen de te hoge concentratie fipronil bij de behandeling tegen bloedluis en de door [gezamenlijke eisers] geleden schade. Overigens sluit eventuele aansprakelijkheid van de NVWA (omdat zij eerder had moeten optreden naar aanleiding van meldingen over het gebruik van fipronil door Chickfriend c.s.) de aansprakelijkheid van Chickfriend c.s. allerminst uit.


Algemene voorwaarden Chickfriend c.s.




4.18.
Chickfriend c.s. beroept zich ter afwering van aansprakelijkheid op een aantal bepalingen in haar algemene voorwaarden. Dat doet in de eerste plaats de vraag rijzen of die algemene voorwaarden rechtsgeldig zijn overeengekomen. Chickfriend c.s. stelt ten aanzien van haar werkwijze met betrekking tot het contracteren met klanten het volgende. Klanten benaderden Chickfriend c.s. via telefoon of per e-mail voor het inplannen van een afspraak. Tijdens het bezoek waarop de werkzaamheden vervolgens plaatsvonden, werd door partijen een werkbon opgesteld en getekend. Op zo’n werkbon stond vermeld dat men door ondertekening daarvan de algemene voorwaarden van Chickfriend c.s. accepteert. Op basis van deze werkbonnen werden door de administratie van Chickfriend c.s. facturen verstuurd. Volgens Chickfriend c.s. is er op deze wijze met de klanten een overeenkomst tot stand gekomen waarop de algemene voorwaarden van Chickfriend en Chickclean van toepassing zijn.



4.19.
Uit die algemene voorwaarden (zie hiervoor onder 2.10) volgt in de eerste plaats, zo stelt Chickfriend c.s., dat pluimveehouders haar binnen 24 uur schriftelijk op de hoogte hadden moeten stellen van het vermoeden dat de geleverde diensten schadelijke invloeden konden hebben (artikel 9.1). Het moment waarop de pluimveehouders deze schadelijke invloeden vermoedden of redelijkerwijze konden vermoeden, was in ieder geval het moment waarop de NVWA hun bedrijven blokkeerde. Hoewel Chickfriend c.s. niet bekend is op welke data de pluimveehouders exact zijn geblokkeerd, is zij door geen van de pluimveehouders binnen 24 uur nadien schriftelijk op de hoogte gesteld van mogelijke schadelijke invloeden. Dat kan in ieder geval niet worden afgeleid uit de door [gezamenlijke eisers] in het geding gebrachte ‘besluiten blokkades’ (productie 8) en ‘aansprakelijkstellingen’ (productie 9). Volgens Chickfriend c.s. zijn daarom alle rechten en aanspraken met betrekking tot deze schadelijke invloeden op grond van artikel 9.1 van de algemene voorwaarden vervallen.
Verder stelt Chickfriend c.s. dat zij op grond van artikel 11.1 van de algemene voorwaarden aansprakelijkheid voor de beweerde schade heeft uitgesloten. De uitzondering op dit exoneratiebeding, namelijk wanneer sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid, is niet van toepassing, aldus Chickfriend c.s.
Ten slotte stelt Chickfriend c.s. dat uit artikel 11.2 van de algemene voorwaarden volgt dat in het geval zij toch aansprakelijk kan worden gehouden voor enige schade, deze aansprakelijkheid niet verder reikt dan de directe schade aan zaken of personen en zich nimmer uitstrekt tot eventuele bedrijfsschade en (andere) gevolgschade, waaronder derving van inkomsten. Ook is de aansprakelijkheid altijd beperkt tot het schadebedrag dat door de verzekeraar van Chickfriend c.s. wordt uitgekeerd.


4.20.
De rechtbank overweegt het volgende. Uit de eigen stellingen van Chickfriend c.s. volgt dat de werkbon (waarop naar de algemene voorwaarden wordt verwezen) telkens pas werd opgesteld en getekend tijdens het bezoek van Chickfriend c.s. aan de betreffende pluimveehouder voor het reinigen van de stallen. Voor het van toepassing zijn van de algemene voorwaarden is dat te laat. De overeenkomst tussen Chickfriend c.s. en de pluimveehouder was immers al daarvoor – telefonisch of per e-mail – tot stand gekomen. Chickfriend c.s. heeft geen andere concrete feiten of omstandigheden gesteld waaruit kan worden afgeleid dat zij wel eerder naar haar algemene voorwaarden heeft verwezen. Dit betekent dat die algemene voorwaarden niet van toepassing zijn op de overeenkomsten met de pluimveehouders. Of Chickfriend c.s. al dan niet terecht een beroep kan doen op artikel 9.1, 11.1, dan wel 11.2 van haar algemene voorwaarden kan hier verder dan ook onbesproken blijven.


Resumé, schade en vorderingen




4.21.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat Chickfriend c.s. toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de tussen haar en de individuele pluimveehouders gesloten overeenkomsten en dat er causaal verband bestaat tussen deze toerekenbare tekortkoming en de door de pluimveehouders geleden schade. Chickfriend c.s. dient deze schade ook te vergoeden.



4.22.
Dat de pluimveehouders mogelijk schade hebben geleden als gevolg van het handelen van Chickfriend c.s. heeft [gezamenlijke eisers] meer dan voldoende aannemelijk gemaakt, hetgeen volgens vaste rechtspraak (ruim) voldoende is voor toewijzing van schade op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. De rechtbank wijst in dit verband op de navolgende, niet weersproken stellingen van [gezamenlijke eisers]
De pluimveehouders zijn door de NVWA geblokkeerd, waardoor ze geen eieren, mest en dieren meer mochten vervoeren. Eieren konden niet worden geleverd aan de afnemers en zijn vernietigd. Dat gold voor zowel consumenteneieren als broedeieren. Ook de eieren die de kippen hebben gelegd nadat de bedrijven waren geblokkeerd hebben de pluimveehouders moeten vernietigen. Eieren die al aan afnemers waren geleverd, moesten worden teruggeroepen. De meeste pluimveehouders zijn door hun afnemers aansprakelijk gesteld voor de schade die de afnemers hebben geleden. Aansprakelijkheidsverzekeringen die de pluimveehouders in veel gevallen hebben afgesloten, dekken deze schade in de meeste gevallen niet.
Leghenbedrijven hadden twee opties: of de kippen werden in de rui gezet, zodat ze een aantal weken geen eieren zouden leggen, of de dieren werden geruimd. Er zijn pluimveehouders die na de rui-periode alsnog voor ruimen hebben moeten kiezen, omdat het niet lukte het fipronilgehalte onder de norm te krijgen. Mest mocht niet worden afgevoerd op de gebruikelijke wijze, maar moest worden vernietigd.
De kosten voor het vernietigen van de eieren, het afvoeren van de mest en het ruien en ruimen van de kippen hebben de pluimveehouders zelf moeten betalen. Daarnaast hebben zij hun eieren of kippen niet kunnen leveren, waardoor er een periode geen inkomsten zijn geweest. Zowel de extra kosten als de gederfde winst is schade die is geleden als gevolg van het handelen van Chickfriend c.s.



4.23.
Met inachtneming van al het voorgaande zijn de vorderingen onder 3.1 sub 1a tot en met 1c en 2a tot en met 2c toewijsbaar, een en ander zoals hierna in het dictum is weergegeven. Bij deze stand van zaken behoeft de door [gezamenlijke eisers] aangevoerde subsidiaire grondslag (onrechtmatige daad) geen bespreking.



4.24.
De met betrekking tot de schadevergoeding gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar zoals gevorderd.



4.25.
Het verweer van Chickfriend c.s., dat de pluimveehouders ook een eigen wettelijke verantwoordelijkheid hadden om te voorkomen dat stoffen als fipronil in de keten zouden komen, zodat hen daarmee eigen schuld treft, kan in de schadestaatprocedure (verder) aan de orde worden gesteld.


Beslagkosten




4.26.

[gezamenlijke eisers] vordert Chickfriend c.s. hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar. De rechtbank ziet geen aanleiding om hierover pas te oordelen in het kader van een eventuele schadestaatprocedure, zoals Chickfriend c.s. heeft verzocht. Het betreft hier een op zichzelf staande vordering die los van een vordering tot verwijzing naar de schadestaatprocedure kan worden ingesteld. De beslagkosten worden derhalve begroot op € 1.139,13 voor verschotten en € 543,00 voor salaris advocaat (1 rekest x € 543,00), tezamen € 1.682,13.


Proceskosten




4.27.
Chickfriend c.s. zal jegens [gezamenlijke eisers] als de in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk worden veroordeeld in de proceskosten in de hoofdzaak en in het incident tot oproeping in vrijwaring, waarin [gezamenlijke eisers] geen verweer heeft gevoerd en dus geen kosten zijn gemaakt. De rechtbank begroot de kosten aan de zijde van [gezamenlijke eisers] derhalve op:
- dagvaarding € 103,81
- griffierecht € 626,00
- salaris advocaat € 1.629,00 (3 punten × tarief € 543,00)
Totaal € 2.358,81


in de vrijwaringszaak met zaaknummer / rolnummer: C/05/360617 / HA ZA 19-81



Grondslagen van de vordering




4.28.
In deze vrijwaringszaak gaat het om de vraag of er gronden zijn om de Staat te veroordelen Chickfriend c.s. te vrijwaren voor de gevolgen van de procedure in de hoofdzaak, en dus – zo volgt uit de vorderingen van Chickfriend c.s. – om de Staat te veroordelen om aan Chickfriend c.s. te betalen al hetgeen waartoe zij in de hoofdzaak en de eventuele schadestaatprocedure wordt veroordeeld. Ook vordert Chickfriend c.s. dat voor recht wordt verklaard dat de Staat onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld, alsmede dat de Staat wordt veroordeeld de schade van Chickfriend c.s. te vergoeden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.



4.29.
Chickfriend c.s. legt het volgende aan haar vorderingen ten grondslag.
In de eerste plaats is de NVWA – en daarmee de Staat – tegenover Chickfriend c.s. aansprakelijk onder Europees recht. Voor wat betreft het recht van de Europese Unie met betrekking tot levensmiddelen verwijst Chickfriend c.s. in dit verband naar een of meer bepalingen uit verschillende Verordeningen van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot (onder meer) de vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden, levensmiddelenhygiëne, de vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong, alsmede de officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn. Volgens Chickfriend c.s. hadden de verplichtingen die uit deze Verordeningen volgen moeten leiden tot specifieke aandacht voor het bloedluisprobleem. De NVWA had op basis van verschillende signalen over fipronil, mede gelet op het zogenaamde voorzorgsbeginsel en de belangen van voedselveiligheid, een spontane controle moeten houden bij Chickfriend c.s. Chickfriend c.s. had dan na de gerezen twijfel actie kunnen ondernemen, bijvoorbeeld door laboratoriumonderzoek te doen. Gedurende de tijd dat de NVWA haar signalen niet deelde, was daartoe geen enkele aanleiding. Nu de NVWA verschillende regels kennelijk en ernstig heeft miskend, is Chickfriend c.s. slachtoffer geworden van een oneerlijke praktijk in de levensmiddelenhandel. Dit zou niet zijn gebeurd als de NVWA haar officiële controles had ingericht conform de Europese levensmiddelenwetgeving. Daarmee is ook voldaan aan de Europese relativiteitsnorm, zo stelt Chickfriend c.s. Hoewel de exacte schade nog niet is vastgesteld, is wel duidelijk dat de fipronilaffaire in de kiem zou zijn gesmoord als de NVWA niet had nagelaten het minimaal vereiste toezicht te houden. Ook is volgens Chickfriend c.s. duidelijk dat indien de NVWA na de eerste signalen Chickfriend c.s. had gewaarschuwd, de schade voor een groot deel had kunnen worden voorkomen. Ten slotte is duidelijk dat indien de NVWA correct was omgegaan met de publiekswaarschuwing, de schade niet zo groot zou zijn geworden als die nu is geworden. Deze schadedelen staan steeds in causaal verband met de handelingen van de NVWA, aldus Chickfriend c.s.



4.30.
Voor wat betreft het recht van de Europese Unie over biociden verwijst Chickfriend c.s. naar verschillende bepalingen uit de zogenaamde de Biocidenverordening. Indien de NVWA de controles correct had uitgevoerd, had zij de Safety Data Sheet geverifieerd. Dan was aan het licht gekomen dat dit document niet voldeed. Ook had zij dan geconstateerd dat er werd gewerkt met een gevaarlijk product, waartegen zij Chickfriend c.s. had kunnen waarschuwen. De NVWA heeft echter geheel niet of te laat naar deze toezichtverantwoordelijkheid gehandeld. Daarmee heeft zij de regels over het toezichtsminimum kennelijk en ernstig geschaad. De belangen van Chickfriend c.s. worden beschermd door die regels, niet alleen omdat de Biocidenverordening beoogt de interne markt te verbeteren en hiermee de oplichting van Chickfriend c.s. niet valt te rijmen, maar ook omdat Chickfriend c.s. zich er niet van bewust was dat het werkte met een gevaarlijke biocide. De NVWA had die kennis wel en heeft deze situatie laten voortduren, terwijl zij expliciet was gehouden Chickfriend c.s. te waarschuwen tegen een gevaarlijk product, aldus Chickfriend c.s.



4.31.
Het voorgaande leidt er volgens Chickfriend c.s. toe dat de NVWA vanwege diverse schendingen van Europese regels op grond van het beginsel van loyale samenwerking en de eis van effectieve rechtsbescherming is gehouden de schade van Chickfriend c.s. te vergoeden.



4.32.
In de tweede plaats is de NVWA op grond van Nederlands recht aansprakelijk jegens Chickfriend c.s., zo stelt Chickfriend c.s. De NVWA is aangewezen als toezichthouder in de zin van artikel 5:11 Algemene wet bestuursrecht op het gebied van verschillende wetten, alsook aangewezen als bevoegde autoriteit op het gebied van verschillende verordeningen. Hieronder vallen de levensmiddelenwetgeving en de Biocidenverordening. De NVWA was gezien de aard van haar taak gehouden om de volksgezondheid te beschermen en heeft dit nagelaten toen het de zaak doorzette naar strafrechtelijk onderzoek. Met dat strafrechtelijk onderzoek bracht de NVWA de zaak buiten de orde van het toezicht op de naleving (onder meer bestaande uit het regelmatig uitoefenen van controles en het inlichten van Chickfriend c.s. over het strijdige gebruik van fipronil) en die keuze heeft de consequentie gehad dat Chickfriend c.s. nog langer niet in kennis werd gesteld van de signalen die er blijkbaar bestonden over het middel Dega-16. Vanwege het niet nakomen van haar toezichthoudende taak heeft de NVWA onrechtmatig gehandeld jegens Chickfriend c.s. en is zij aansprakelijk voor de daardoor door Chickfriend c.s. geleden schade. Deze schade bestaat volgens Chickfriend c.s. niet alleen uit de door de pluimveehouders geleden schade (zie hiervoor onder 4.22), maar ook uit zelfstandig geleden schade. Zo heeft zij haar eigen bedrijfsvoering moeten staken na de blokkade van de NVWA en kon zij dus geen inkomsten meer genereren. Ook zijn de zakelijke bezittingen van Chickfriend c.s. in beslag genomen. Dit heeft volgens Chickfriend c.s. geleid tot ernstige vermogensschade. Ten slotte heeft zij aanzienlijke kosten gemaakt voor juridische bijstand, zowel op strafrechtelijk als civielrechtelijk gebied.


Verweer




4.33.
Het verweer van de Staat valt uiteen in twee delen: een feitelijk verweer en een juridisch verweer.



4.34.
Het feitelijk verweer komt erop neer dat Chickfriend c.s. volgens de Staat terdege ervan op de hoogte was dat haar bedrijfsactiviteiten – de bestrijding van bloedluis met het middel Dega-16, waarin fipronil was vermengd – verboden waren. Zij heeft zelfs op meerdere momenten actief geprobeerd het onrechtmatige karakter van haar activiteiten te verhullen, zowel voor haar klanten, de pluimveehouders, als voor de NVWA als toezichthouder. Daarmee is de centrale stelling uit de procesinleiding van Chickfriend c.s., dat zij onwetend was van het verboden karakter van haar activiteiten, weerlegd, aldus de Staat. De Staat verwijst in dit verband naar de door haar in het geding gebrachte stukken, met name de producties 4 tot en met 11. Verder stelt de Staat dat Chickfriend c.s. ook na de controle van de NVWA op 7 juli 2017 en de ontvangst van de aansprakelijkstellingen is doorgegaan met het gebruik van het middel Dega-16, hoewel zij wist dat het gebruik van dit middel niet was toegelaten en dat daarin fipronil was opgenomen. Volgens de Staat heeft Chickfriend c.s. zich dus niets aangetrokken van een eventuele waarschuwing vanuit de NVWA. De Staat concludeert dan ook dat de vorderingen moeten worden afgewezen wegens het ontbreken van een feitelijke basis.



4.35.
Het juridisch verweer van de Staat voert zij slechts ten overvloede en luidt samengevat als volgt. Er bestaat geen wettelijke verplichting om een bestrijdingsbedrijf te waarschuwen voor het gebruik van een niet toegelaten bestrijdingsmiddel. Dit geldt te meer nu Chickfriend c.s. vanwege het ontbreken van een bewijs van vakbekwaamheid geen biocide, toegelaten voor professioneel gebruik, mocht gebruiken.
Voor wat betreft de toezichthoudende taken van de Minister van LNV en de NVWA op de biocidewetgeving geldt dat de Staat een grote mate van beleids- en beoordelingsruimte toekomt bij de keuze of deze bevoegdheden moeten worden aangewend, en zo ja op welke manier. De NVWA heeft ervoor gekozen om een strafrechtelijk onderzoek te entameren ten opzichte van Chickfriend c.s., omdat er voldoende aanwijzingen waren dat Chickfriend c.s. opzettelijk de overtreding beging. Een strafrechtelijk onderzoek zou daarbij de mogelijkheid bieden beter bloot te leggen welke onderdelen van de voedselketen zich schuldig hadden gemaakt aan dergelijke strafbare verwijten. Ook bood het de Staat de mogelijkheid om strafrechtelijk bewijs te vergaren ten opzichte van Chickfriend c.s. Verder kon de Staat er begin 2017 van afzien om direct bestuursrechtelijk op te treden tegen Chickfriend c.s. of de pluimveehouders omdat op dat moment voor de NVWA niet bekend was dat Chickfriend c.s. reeds zoveel pluimveehouderijen had behandeld als achteraf is komen vast te staan.
Voorts stelt de Staat dat niet is voldaan aan het relativiteitsvereiste uit de artikelen 6:162 lid 1 en 6:163 BW. De norm die de NVWA volgens Chickfriend c.s. zou hebben geschonden had de bescherming van de volksgezondheid tot doel en niet de bescherming van een bestrijdingsbedrijf tegen omzetschade die een gevolg is van het welbewust gebruiken van niet-toegelaten biociden. Het doel is juist om consumenten tegen een dergelijke handelwijze te beschermen.
Ten slotte stelt de Staat dat als zij onrechtmatig zou hebben gehandeld, het wenselijk is dat reeds nu een oordeel wordt gegeven over de vraag of een eventuele schadevergoedingsverplichting vanwege eigen schuld geheel zou moeten komen te vervallen. Chickfriend c.s. heeft immers niet voldaan aan de op haar rustende wettelijke verplichtingen. Dat is volgens de Staat de primaire oorzaak van de door Chickfriend c.s. gestelde schade.


Oordeel rechtbank




4.36.
In de hoofdzaak heeft de rechtbank aangenomen dat Chickfriend c.s. zelf mede de hand heeft gehad in de samenstelling van Dega-16 met fipronil en het vervaardigen van een Safety Data Sheet die de aanwezigheid van fipronil moest verhullen en wetenschap had van het verboden en schadelijke karakter van fipronil, wetenschap had van de aanwezigheid van fipronil in het middel Dega-16 en wist dat dat middel niet was toegelaten voor het gebruik als bestrijdingsmiddel van bloedluis in Nederland. Daarbij is het verweer van Chickfriend c.s., dat zij van niets wist en geen reden had om te twijfelen aan het middel dat zij gebruikte in de stallen van de pluimveehouders, gelet op de geciteerde verklaringen en stukken uit het strafrechtelijk onderzoek, als onvoldoende gesubstantieerd verworpen. Met andere woorden: Chickfriend c.s. wist van de hoed en de rand. Zij is desondanks opzettelijk met het verboden bestrijdingsmiddel fipronil aan de slag gegaan. In dit licht bezien kan Chickfriend c.s. naar het oordeel van de rechtbank niet aan de Staat tegenwerpen dat zij haar toezichthoudende taak niet is nagekomen, door Chickfriend c.s. niet te waarschuwen of te weerhouden door te gaan met het reinigen van stallen met het middel Dega-16. Reeds daarom faalt het betoog van Chickfriend c.s.



4.37.
Maar daarnaast geldt ook dat een toezichthouder bij de uitoefening van zijn toezicht en het al of niet gebruiken van de hem in dat verband toekomende wettelijke bevoegdheden een beleids- en beoordelingsvrijheid toekomt. Indien sprake is van concrete aanwijzingen van een overtreding, is het in beginsel aan het inzicht van de toezichthouder overgelaten welke gevolgen hij daaraan zal verbinden. Deze beleids- en beoordelingsvrijheid brengt een terughoudende toetsing door de rechter mee. Het gaat er niet om of, achteraf oordelend, een andere beslissing van de toezichthouder beter was geweest en of daardoor schade van derden had kunnen worden voorkomen, maar of de toezichthouder in de omstandigheden en met de kennis van toen, alle belangen in aanmerking genomen, in redelijkheid tot de desbetreffende beslissing heeft kunnen komen.



4.38.
De rechtbank is van oordeel dat Chickfriend c.s. in dit verband tegenover de gemotiveerde betwisting door de Staat onvoldoende concrete feiten en omstandigheden heeft gesteld om te kunnen aannemen dat de NVWA niet in redelijkheid tot haar beslissing heeft kunnen komen om tot een strafrechtelijk onderzoek over te gaan in plaats van (direct) bestuursrechtelijk op te treden. Van toezichthoudersaansprakelijkheid jegens Chickfriend c.s. is dus geen sprake.



4.39.
Dat uit Europese regelgeving iets anders volgt, heeft Chickfriend c.s. naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende geconcretiseerd, terwijl een beroep op deze regelgeving tevens afstuit op de reeds vaker benoemde wetenschap bij Chickfriend c.s.



4.40.
De slotsom is dat er geen gronden zijn om de Staat te veroordelen Chickfriend c.s. te vrijwaren voor de gevolgen van de procedure in de hoofdzaak. Alle vorderingen van Chickfriend c.s. zullen dan ook worden afgewezen.


Proceskosten




4.41.
Chickfriend c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De rechtbank ziet geen aanleiding om Chickfriend c.s. te veroordelen in de volledige proceskosten en daarbij dus af te wijken van het toepasselijke liquidatietarief, zoals de Staat heeft verzocht. De kosten aan de zijde van de Staat worden derhalve begroot op:
- griffierecht € 626,00
- salaris advocaat € 1.086,00 (2 punten × tarief € 543,00)
Totaal € 1.712,00



4.42.
De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing is vermeld.



4.43.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing is vermeld.


in de vrijwaringszaak met zaaknummer / rolnummer: C/05/360624 / HA ZA 19-82



Bevoegdheid en toepasselijk recht




4.44.
Deze zaak draagt een internationaal karakter omdat [verweerder in de vrijwaring] woonachtig is in België. De rechtbank moet daarom ambtshalve de vraag beantwoorden of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft om over de vorderingen te oordelen, en zo ja, welk recht van toepassing is.



4.45.
Op grond van het bepaalde in artikel 8 lid 2 van Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (de zogenaamde herschikte EEX-Verordening, hierna ook: EEX-Verordening) kan een persoon die op het grondgebied van een lidstaat woonplaats heeft ook worden opgeroepen bij een vordering tot vrijwaring voor het gerecht waarvoor de oorspronkelijke vordering aanhangig is gemaakt. De hoofdzaak dient bij deze (Nederlandse) rechtbank. Daarom komt de Nederlandse rechter ook in deze vrijwaringszaak rechtsmacht toe. Voor zover het de vordering uit onrechtmatige daad betreft (zie 3.7 sub 3), is deze rechtbank tevens op grond van artikel 7 lid 2 EEX-Verordening bevoegd om daarvan kennis te nemen, omdat het schadebrengende feit zich in Nederland heeft voorgedaan.



4.46.
Chickfriend c.s. grondt haar vorderingen jegens [verweerder in de vrijwaring] op onrechtmatige daad. Nu het hier gaat om een niet-contractuele verhouding moet beantwoording van de vraag naar het toepasselijke recht plaatsvinden aan de hand van Verordening (EG) nr. 864/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (Rome-II). Volgens de hoofdregel van artikel 4 lid 1 van deze Verordening is van toepassing het recht van het land waar de schade zich voordoet, ongeacht in welk land de schadeveroorzakende gebeurtenis zich heeft voorgedaan. Dat land is Nederland, zodat Nederlands recht van toepassing is.


Grondslag




4.47.
Chickfriend c.s. is van mening dat [verweerder in de vrijwaring] haar dient te vrijwaren voor het geval in rechte toch enige vorm van aansprakelijkheid en/of een schadevergoedingsplicht van Chickfriend c.s. wordt aangenomen. [verweerder in de vrijwaring] heeft immers, zo stelt Chickfriend c.s., het middel Dega-16 ontwikkeld en aan Chickfriend c.s. geleverd. Als komt vast te staan dat dit middel onveilig en niet legaal was, heeft [verweerder in de vrijwaring] uitdrukkelijk in strijd gehandeld met het verzoek van Chickfriend c.s. om een goed vloeibaar product te maken dat zij kon en mocht gebruiken voor de bloedluisbestrijding in pluimveestallen. Ook heeft [verweerder in de vrijwaring] in dat geval Chickfriend c.s. onjuist geïnformeerd door haar voor te houden dat het middel Dega-16 een plantaardig product betrof, gebaseerd op etherische oliën. Bovendien heeft [verweerder in de vrijwaring] dan kennelijk de Safety Data Sheet vervalst om Chickfriend c.s. en haar klanten het vertrouwen te wekken dat het middel Dega-16 een veilig product betrof. Volgens Chickfriend c.s. heeft [verweerder in de vrijwaring] hiermee onrechtmatig jegens haar gehandeld en is hij persoonlijk aansprakelijk voor de geleden schade. Deze schade bestaat volgens Chickfriend c.s. niet alleen uit de door de pluimveehouders geleden schade (zie hiervoor onder 4.31), maar ook uit zelfstandig geleden schade. Zo heeft zij haar eigen bedrijfsvoering moeten staken na de blokkade van de NVWA en kon zij dus geen inkomsten meer genereren. Ook zijn de zakelijke bezittingen van Chickfriend c.s. in beslag genomen. Dit heeft volgens Chickfriend c.s. geleid tot ernstige vermogensschade. Ten slotte heeft zij aanzienlijke kosten gemaakt voor juridische bijstand, zowel op strafrechtelijk als civielrechtelijk gebied.


Oordeel rechtbank




4.48.

[verweerder in de vrijwaring] is in deze procedure niet verschenen en heeft dus geen verweer gevoerd. Tegen hem is reeds verstek verleend. De rechtbank is op grond van artikel 139 Rv echter gehouden om ambtshalve te beoordelen of de vordering onrechtmatig of ongegrond voorkomt.



4.49.
Naar het oordeel van de rechtbank is er bij de huidige stand van zaken geen grondslag voor toewijzing van de vorderingen van Chickfriend c.s. De rechtbank verwijst in dit verband naar hetgeen in de hoofdzaak is overwogen en beslist. De rechtbank heeft daar aangenomen dat Chickfriend c.s. zelf mede de hand heeft gehad in de samenstelling van Dega-16 met fipronil en het vervaardigen van een Safety Data Sheet die de aanwezigheid van fipronil moest verhullen en wetenschap had van het verboden en schadelijke karakter van fipronil, wetenschap had van de aanwezigheid van fipronil in het middel Dega-16 en wist dat dat middel niet was toegelaten voor het gebruik als bestrijdingsmiddel van bloedluis in Nederland. Chickfriend c.s. wist dus van de hoed en de rand. Onder deze omstandigheden valt niet in te zien waarom Chickfriend c.s. alle schade (dus zowel de schade van [gezamenlijke eisers] als haar eigen, gestelde schade) kan afwentelen op [verweerder in de vrijwaring] en waarom [verweerder in de vrijwaring] die schade volledig aan Chickfriend c.s. dient te vergoeden. Hooguit zou kunnen worden aangenomen dat [verweerder in de vrijwaring] naast Chickfriend c.s. aansprakelijk is jegens [gezamenlijke eisers] , hetgeen gelet op de door [verweerder in de vrijwaring] afgelegde verklaringen niet slechts denkbeeldig is. In dat geval zou Chickfriend c.s. op grond van artikel 6:102 juncto 6:101 BW een regresvordering kunnen hebben op [verweerder in de vrijwaring] . De vordering tot vrijwaring is niet op die grondslag gebaseerd en [verweerder in de vrijwaring] , die verstek heeft laten gaan, behoefde met een regresvordering geen rekening te houden. Daarom wordt de vordering van Chickfriend c.s. ook in deze vrijwaring afgewezen. Zij kan desgewenst in een separate procedure alsnog een regresvordering jegens [verweerder in de vrijwaring] instellen.



4.50.
Chickfriend c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, welke kosten aan de zijde van [verweerder in de vrijwaring] tot op heden worden begroot op nihil.






5De beslissing
De rechtbank


in de hoofdzaak met zaaknummer / rolnummer: C/05/360608 / HA ZA 19-78


5.1.
verklaart voor recht dat Chickfriend, [oprichter 1] en [oprichter 2] toerekenbaar
tekortgeschoten zijn in de nakoming van de overeenkomsten die zij met pluimveehouders sub 1 tot en met 118 hebben gesloten, door bij het schoonmaken van de stallen het middel fipronil, een verboden middel waardoor schade is ontstaan, te gebruiken,



5.2.
verklaart voor recht dat Chickfriend, [oprichter 1] en [oprichter 2] aansprakelijk zijn voor de schade die pluimveehouders sub 1 tot en met 118 hebben geleden als gevolg van een toerekenbare tekortkoming,



5.3.
veroordeelt Chickfriend, [oprichter 1] en [oprichter 2] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de anderen zullen zijn bevrijd, de door pluimveehouders
sub 1 tot en met 118 geleden schade te vergoeden, nader op te maken bij staat en te
vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de
datum van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,



5.4.
verklaart voor recht dat Chickclean, [oprichter 1] en [oprichter 2] toerekenbaar tekortgeschoten zijn in de nakoming van de overeenkomsten die zij met
pluimveehouders sub 1 tot en met 120 hebben gesloten, door bij het schoonmaken van de stallen het middel fipronil, een verboden middel waardoor schade is ontstaan, te gebruiken,



5.5.
verklaart voor recht dat Chickclean, [oprichter 1] en [oprichter 2] aansprakelijk zijn voor de schade die pluimveehouders sub 1 tot en met 120 hebben geleden als gevolg van
een toerekenbare tekortkoming,



5.6.
veroordeelt Chickclean, [oprichter 1] en [oprichter 2] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de anderen zullen zijn bevrijd, de door pluimveehouders sub 1 tot en met 120 geleden schade te vergoeden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de datum van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,



5.7.
veroordeelt Chickfriend c.s. hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de anderen zullen zijn bevrijd, in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 1.682,13,



5.8.
veroordeelt Chickfriend c.s. hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de anderen zullen zijn bevrijd, in de kosten van de hoofdzaak en het incident, aan de zijde van [gezamenlijke eisers] tot op heden begroot op € 2.358,81,



5.9.
verklaart dit vonnis in deze zaak tot zover uitvoerbaar bij voorraad,



5.10.
wijst het meer of anders gevorderde af,


in de vrijwaringszaak met zaaknummer / rolnummer: C/05/360617 / HA ZA 19-81




5.11.
wijst de vorderingen af,



5.12.
veroordeelt Chickfriend c.s. in de proceskosten, aan de zijde van de Staat tot op heden begroot op € 1.712,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,



5.13.
veroordeelt Chickfriend c.s. in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Chickfriend c.s. niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,



5.14.
verklaart dit vonnis in deze zaak wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,


in de vrijwaringszaak met zaaknummer / rolnummer: C/05/360624 / HA ZA 19-82




5.15.
wijst de vorderingen af,






5.16.
veroordeelt Chickfriend c.s. in de proceskosten, aan de zijde van [verweerder in de vrijwaring] tot op heden begroot op nihil.

Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp, mr. K. van Vlimmeren-van Ommen en mr. S. Kropman en in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2020.

Coll.: MvG
Link naar deze uitspraak