Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:RBMNE:2020:2680 
 
Datum uitspraak:02-07-2020
Datum gepubliceerd:06-08-2020
Instantie:Rechtbank Midden-Nederland
Zaaknummers:UTR 19/3689
Rechtsgebied:Socialezekerheidsrecht
Indicatie:Standaard WIA, beroep ongegrond.
Trefwoorden:tuinbouw
uitkering
 
Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Almere
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/3689

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 juli 2020 in de zaak tussen




[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. E.C. de Bie),

en


de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. C.W.P. van den Berg).




Inleiding


1.1
Eiseres werkte als verkoopadviseur bij [werkgever] N.V. voor gemiddeld 35,63 uur per week. Op 24 november 2007 is zij voor dit werk uitgevallen. Verweerder heeft eiseres hierna een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend. De uitkering is laatstelijk gebaseerd op de arbeidsongeschiktheidsklasse van 35 tot 45%, omdat eiseres voor 40,73% arbeidsongeschikt wordt beschouwd.



1.2
Op 23 januari 2018 heeft eiseres zich toegenomen arbeidsongeschikt gemeld bij verweerder. Een verzekeringsarts van verweerder heeft eiseres onderzocht en arbeidsbeperkingen voor haar vastgesteld per 23 januari 2018. De beperkingen zijn opgenomen in een functionelemogelijkhedenlijst (FML) van 29 mei 2018. Een arbeidsdeskundige van verweerder heeft vervolgens drie functies geselecteerd die eiseres volgens hem, ondanks haar beperkingen uit de FML, nog kan doen. Hij heeft berekend dat eiseres met de middelste functie € 2.064,47 bruto per maand kan verdienen. Dit komt neer op een verdienvermogen van 60,46% van het inkomen dat eiseres had voordat zij ziek werd. Voor de overige 39,54% moet eiseres arbeidsongeschikt worden beschouwd. Daarmee valt eiseres nog steeds binnen de arbeidsongeschiktheidsklasse van 35 tot 45%. Verweerder heeft daarom op 19 juni 2018 besloten om de uitkering van eiseres per 23 januari 2018 ongewijzigd voort te zetten. De inkomenseis voor eiseres is daarbij vastgesteld op € 2.064,47 bruto.



1.3
Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, omdat zij vindt dat zij méér arbeidsongeschikt is dan door verweerder is vastgesteld. Ter onderbouwing heeft zij medische informatie meegestuurd van haar cardioloog en haar psychotherapeut. In bezwaar hebben een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van verweerder heronderzoek gedaan. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geconcludeerd dat de eerste verzekeringsarts de arbeidsbeperkingen van eiseres per 23 januari 2018 correct heeft vastgesteld in de FML. Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep kan eiseres echter één van de drie functies die de eerste arbeidsdeskundige had geselecteerd, niet doen. In plaats van deze functie heeft hij een nieuwe, volgens hem wél geschikte functie geselecteerd. Hij heeft berekend dat eiseres met de dan middelste functie € 2.021,08 bruto per maand kan verdienen. Dit komt neer op een (lager) verdienvermogen van 59,2% van het inkomen dat eiseres had voordat zij ziek werd. Voor de overige 40,8% moet eiseres arbeidsongeschikt worden beschouwd. Daarmee valt eiseres nog steeds binnen de arbeidsongeschiktheidsklasse van 35 tot 45%. Met het besluit van 16 april 2019 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder de voortzetting van de uitkering van eiseres daarom in stand gelaten. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres wel gegrond verklaard, omdat verweerder de inkomenseis voor eiseres per 23 januari 2018 gewijzigd vaststelt op € 2.021,08 bruto.



1.4
Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift en een aanvullend rapport van zijn arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 11 juli 2019 ingediend. Met toestemming van partijen doet de rechtbank uitspraak in de zaak zonder de zaak op een zitting te behandelen. De rechtbank heeft het onderzoek op 13 mei 2020 gesloten.




Het geschil

2. Eiseres is het niet eens met de vaststelling van haar mate van arbeidsongeschiktheid door verweerder. Zij vindt dat zij méér beperkt is dan waar verweerder van uitgaat en per 23 januari 2018 de geselecteerde functies niet kan doen. Verweerder blijft bij het bestreden besluit. De rechtbank moet aan de hand van wat partijen naar voren hebben gebracht, beoordelen of verweerder de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres terecht heeft vastgesteld op 40,8%. Daarbij gaat het om de medische toestand van eiseres op 23 januari 2018.



Beoordeling van het geschil


Beoordelingskader


3. Bij haar beoordeling van de zaak stelt de rechtbank voorop dat verweerder besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op medische rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel:
 op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
 geen tegenstrijdigheden bevatten, en;
 voldoende begrijpelijk zijn.
De rapporten en besluiten zijn in beroep aanvechtbaar. Daarvoor moet eiseres aanvoeren (en zo nodig aannemelijk maken) dat de rapporten niet aan de genoemde voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Niet-medisch geschoolden kunnen aannemelijk maken dat niet aan de voorwaarden wordt voldaan. Om voldoende aannemelijk te maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel informatie van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk. Dit betekent dat hoe eiseres zich zelf voelt zonder dat daar een medische onderbouwing voor is, niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen.


Voldoet de medische beoordeling aan de drie voorwaarden?


4. De rechtbank oordeelt van wel. Uit het rapport van 17 januari 2019 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt dat zij eiseres heeft gezien en zich daarbij een indruk van de psychische toestand van eiseres heeft gevormd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de klachten van eiseres met eiseres besproken en de informatie van de cardioloog en psychotherapeut, samen met de overige stukken uit het dossier, kenbaar bij haar beoordeling betrokken. Vervolgens heeft zij begrijpelijk en zonder tegenstrijdigheden beargumenteerd hoe haar beoordeling tot stand is gekomen. Naar het oordeel van de rechtbank voldoet de medische beoordeling daarmee aan de voorwaarden. Dat betekent dat verweerder zich bij het bestreden besluit mocht baseren op het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.


Is de medische beoordeling juist?


5. Eiseres betoogt van niet. Volgens eiseres zijn er onvoldoende beperkingen voor haar aangenomen in de FML van 29 mei 2018. Eiseres heeft last van een hartritmestoornis waarvoor zij dagelijks het medicijn propranolol gebruikt. De oorzaak van de hartklachten is volgens de cardioloog niet gerelateerd aan stress, maar stress kan de stoornis wel verergeren. Vanaf eind 2018 is sprake van een verergering (toename aantal overslagen). Verder heeft eiseres ’s nachts last van tandenknarsen en tong- en kaakklemmen. Dit zorgt voor beschadigingen in haar mond en forse aangezichtspijnen overdag. Ook heeft eiseres (spier)pijnklachten in haar rug, nek, armen, ellenbogen en handen (vingers zwellen op) door fybromyalgie. Deze klachten zorgen voor vermoeidheid. Eiseres moet overdag daarom vaak rusten en kampt dan met een zeer emotioneel en uit het veld geslagen gevoel. Eiseres heeft angstklachten, sociale fobie, smetvrees en een dwangstoornis. Tot slot is er ten onrechte geen urenbeperking voor eiseres aangenomen, terwijl zij vanaf mei 2017 wekelijks een intensieve psychische behandeling volgt en daardoor feitelijk niet kan werken.


6.1
De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding voor de conclusie dat de medische beoordeling onjuist is. Het bestreden besluit gaat over de medische toestand van eiseres op 23 januari 2018. Toegenomen klachten ná deze datum, zoals de verergering van de hartklachten van eiseres vanaf eind 2018, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep terecht buiten beschouwing gelaten. De rechtbank ziet verder dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep alle lichamelijke en psychische klachten die eiseres noemt heeft onderkend in haar rapport van 17 januari 2019. De klachten die worden bevestigd in de medische informatie van de behandelaars van eiseres of in waarnemingen die de verzekeringsarts bezwaar en beroep zelf heeft gedaan tijdens haar onderzoek van eiseres, zijn vertaald naar beperkingen in de FML.



6.2
Dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de beperkingen die eiseres voorstaat niet heeft vastgesteld, maakt de medische beoordeling nog niet onjuist. Eiseres heeft haar betoog in beroep niet onderbouwd met nieuwe medische informatie van een arts of medisch behandelaar. Ook heeft eiseres niet specifiek gemaakt waarom uit de medische informatie die in het dossier zit, blijkt van meer of verdergaande beperkingen dan in de FML zijn opgenomen. De omstandigheid dat eiseres zelf ervaart dat zij meer beperkt is, is op zichzelf niet voldoende tegenover het onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (zie overweging 3); dit moet ook blijken uit medische informatie van een arts of medisch behandelaar. Wat betreft de urenbeperking die eiseres voorstaat, overweegt de rechtbank dat uit het dossier niet blijkt dat eiseres een of meer dagdelen per week behandeling volgt. Dat eiseres door behandeling feitelijk niet beschikbaar zou zijn voor werk waarvoor een urenbeperking had moeten worden aangenomen, is dan ook niet onderbouwd. De beroepsgrond slaagt niet.



6.3
Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat de beperkingen die voor eiseres zijn opgenomen in de FML van 29 mei 2018, juist zijn. Voor de verdere beoordeling van de zaak, gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid van eiseres zoals neergelegd in deze FML.


Is de arbeidskundige beoordeling juist?


7. Eiseres voert aan dat de arbeidskundige beoordeling onjuist is. Zij kan de door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geselecteerde functies van Productiemedewerker industrie (samensteller) en Wikkelaar niet doen, omdat daarin haar maximale belastbaarheid in handelingstempo, vasthouden en verdelen van de aandacht en fijne motoriek wordt overschreden. Verder is de werkplek in deze functies te druk en kan eiseres de functies niet doen vanwege haar dwangstoornis. De functie van Assemblage medewerker is tot slot ook niet geschikt omdat daarin de belastbaarheid van eiseres wordt overschreden in de fijne motoriek. Bovendien is ook hier de werkplek te druk voor eiseres.



8.1
De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de arbeidskundige beoordeling onjuist is. In de eerste plaats is eiseres in de FML niet beperkt geacht in het vasthouden en verdelen van de aandacht en in hand- en vingergebruik (fijne motoriek). Zoals hiervoor gezegd, gaat de rechtbank uit van de juistheid van de FML. Dat eiseres de functies om deze redenen niet zou kunnen doen, volgt de rechtbank daarom niet.



8.2
Op de andere punten die eiseres noemt heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in zijn aanvullende rapport van 11 juli 2018 als volgt gereageerd. In de FML is staat dat eiseres in geval van complex/moeilijk werk geen hoog handelingstempo kan ontwikkelen (item 1.9.10 uit de FML). In alle drie de functies is echter sprake van werk op een lager opleidingsniveau dan het opleidingsniveau van eiseres en er is in geen van de functies een hoog handelingstempo vereist. Hierin ligt volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep dus geen reden om de functies ongeschikt te achten. Verder is in de FML opgenomen dat eiseres vanwege haar controledwang dingen niet op tijd af krijgt met name in complex/moeilijk werk (item 1.5.5). Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is echter in alle drie de functies sprake van eenvoudig, routinematig werk, zonder (of met minimale) persoonlijke inbreng (zelfstandigheidsniveau 1). De functies overschrijden de beperkte belastbaarheid van eiseres als gevolg van haar dwangstoornis daarom niet. Tot slot is eiseres in de FML aangewezen op een voorspelbare werksituatie, zonder veelvuldige storingen en onderbrekingen. Ten aanzien hiervan wijst de arbeidsdeskundige op de beschrijving van de werkplekken door de arbeidskundig analist, waaruit blijkt dat deze niet luidruchtig en druk zijn. Ook hier ziet hij dus geen overschrijding van de belastbaarheid van eiseres zoals die is opgenomen in de FML.



8.3
De rechtbank kan de redeneringen en conclusies van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep volgen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft hij de geschiktheid van de functies voldoende inzichtelijk en overtuigend toegelicht in zijn aanvullende rapport van 11 juli 2018. Eiseres heeft vervolgens niet concreet gemaakt waarom zij de functies toch niet kan doen. De beroepsgrond slaagt daarom niet.



8.4
Voor zover eiseres zich in beroep richt tegen de functie van Medewerker tuinbouw (planten, bloemen en vruchten) stelt de rechtbank vast dat deze functie als reservefunctie is geselecteerd. De functie maakt daarom geen deel uit van de arbeidskundige beoordeling die aan het bestreden besluit ten grondslag is gelegd. In zoverre treft het beroep dus geen doel.


Conclusie


9. Uit het arbeidskundig onderzoek blijkt dat eiseres per 23 januari 2018 met de middelste functie 59,2% kan verdienen van het inkomen dat zij had voordat zij ziek werd. Dat betekent dat verweerder de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres terecht heeft vastgesteld op de overige 40,8%. Verweerder heeft de uitkering van eiseres per 23 januari 2018 dan ook terecht voortgezet op basis van de arbeidsongeschiktheidsklasse van 35 tot 45%.

10. Het beroep van eiseres is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.





Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 2 juli 2020 gedaan door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van mr. N.K. de Bruin, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra dat weer mogelijk is wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.




griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:




Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden, hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. De uitspraak is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat.
Link naar deze uitspraak