Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:RBNNE:2021:3604 
 
Datum uitspraak:20-08-2021
Datum gepubliceerd:14-09-2021
Instantie:Rechtbank Noord-Nederland
Zaaknummers:AWB - 20 _ 3538
Rechtsgebied:Belastingrecht
Indicatie:Eiser heeft in de jaren 2016 en 2017 specifieke zorgkosten in aftrek gebracht bij zijn aangifte inkomstenbelasting. Verweerder heeft herhaaldelijk verzocht om gegevens te overleggen met betrekking tot de in aftrek gebrachte zorgkosten. Eiser heeft slechts een aantal afsprakenkaarten van ziekenhuizen overgelegd en een aantal tandartsfacturen. Van de meeste in aftrek gebrachte kosten is echter geen bewijs overgelegd. De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de door hem in zijn aangiften opgevoerde uitgaven voor specifieke zorgkosten voor zover die door verweerder niet zijn geaccepteerd, aftrekbaar zijn.
Trefwoorden:belastbaar inkomen uit werk en woning
inkomstenbelasting
zorgkosten
 
Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht


zaaknummers: LEE 20/3538 en 21/178



uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 20 augustus 2021 in de zaken tussen



[eiser] , te [woonplaats] , eiser
(gemachtigde: [gemachtigde eiser] ),

en

de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Arnhem, verweerder
(gemachtigde: [gemachtigde verweerder] ).




Procesverloop

Verweerder heeft voor het jaar 2016 met dagtekening 1 februari 2019 aan eiser een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) berekend naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 30.842.
Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een bedrag van € 34 aan belastingrente in rekening gebracht.

Verweerder heeft voor het jaar 2017 met dagtekening 24 december 2019 aan eiser een aanslag opgelegd in de IB/PVV berekend naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 32.529.
Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een bedrag van € 49 aan belastingrente in rekening gebracht.

Bij uitspraken op bezwaar van 10 november 2020 heeft verweerder de bezwaren van eiser afgewezen.

Eiser heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld. Het beroep betreffende de aanslag 2016 is bij de rechtbank geregistreerd onder zaaknummer 21/178. Het beroep betreffende de aanslag 2017 is bij de rechtbank geregistreerd onder zaaknummer 20/3538.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 augustus 2021. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [medewerker 1 Belastingdienst] , bijgestaan door [medewerker 2 Belastingdienst] .






Overwegingen



Feiten


1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.


1.1.
Eiser is gehuwd met [naam echtgenote] . Zij hebben een zoon, [naam zoon] , die is geboren op [geboortedatum] met het 22Q11 deletiesyndroom en meervoudig gehandicapt is.



1.2.
In zijn aangiften IB/PVV 2016 en 2017 heeft eiser de volgende uitgaven voor specifieke zorgkosten in aftrek gebracht:














Aangifte 2017





Aangifte 2016







Kosten medicijnen


250





0







Uitgaven voor hulpmiddelen


250





0







Uitgaven voor vervoer ivm ziekte


750





1.500







Dieetkosten


100





100







Extra uitgaven voor kleding en beddengoed


750





750







Genees- en heelkundige hulp


500





100







Reiskosten ziekenbezoek



150




+




0




+






















Uitgaven specifieke zorgkosten voor toepassing verhoging


2.750





2.450







Drempel uitgaven specifieke zorgkosten



1.045




-/-




1.339




-/-





Totaal aftrekbaar bedrag specifieke zorgkosten


1.705





1.111












1.3.
Verweerder heeft eiser herhaaldelijk verzocht om gegevens te overleggen met betrekking tot de in aftrek gebrachte zorgkosten.



1.4.
Eisers gemachtigde heeft een aantal gegevens overgelegd, namelijk een aantal afspraakbevestigingen van diverse ziekenhuizen; een aantal tandartsfacturen; een factuur met betrekking tot de aanschaf van orthopedische schoenen in 2016; bankafschriften en budgetoverzichten en toekenningsbeschikkingen Persoonsgebonden Budget voor 2016.



1.5.
Verweerder is bij het opleggen van de aanslagen IB/PVV 2016 en 2017 afgeweken van de aangiftes en heeft de bij de aangiftes in aftrek gebrachte specifieke zorgkosten niet geaccepteerd.



1.6.
Bij uitspraken op bezwaar van 10 november 2020 heeft verweerder voor de jaren 2016 en 2017 alsnog de volgende uitgaven voor specifieke zorgkosten geaccepteerd: voor beide jaren een bedrag van € 300 voor extra uitgaven voor kleding en beddengoed, voor
genees- en heelkundige hulp een bedrag van € 118 voor 2016 en een bedrag van € 65 voor 2017. Omdat de drempel voor specifieke zorgkosten voor eiser voor 2016 € 1.339 bedraagt en voor 2017 € 1.045 leidde dat niet tot een aftrek van specifieke zorgkosten.



Geschil en beoordeling


2. In geschil is het antwoord op de vraag of de aanslagen IB/PVV 2016 en 2017 tot te hoge bedragen zijn vastgesteld. Meer specifiek is in geschil of eiser recht heeft op een aftrek van specifieke zorgkosten.



3.1.
Eiser beantwoordt deze vraag bevestigend. De zoon van eiser moet regelmatig naar het ziekenhuis in Groningen, Sneek, Utrecht en Maastricht in verband met behandelingen. De reiskosten daarvan zijn vanaf 1998 jaarlijks zonder problemen opgevoerd. De opgevoerde reiskosten zijn berekend met behulp van de ANWB-routeplanner. Er is volgens eiser ook sprake van dieetkosten en kosten voor kleding en beddengoed als gevolg van bedplassen. Eiser vindt het niet juist dat ieder jaar weer dezelfde vragen worden gesteld. Ter zitting heeft eiser bovendien het standpunt ingenomen dat hij geen gegevens hoefde te overleggen, omdat verweerder gegevens heeft gevraagd van eiser, terwijl de in aftrek gebrachte zorgkosten geen betrekking hebben op eiser zelf, maar op diens zoon en verweerder niet om de gegevens van de zoon heeft gevraagd.



3.2.
Verweerder beantwoordt de vraag ontkennend. Eiser heeft geen facturen en/of declaratieoverzichten van de zorgverzekeraar overgelegd met betrekking tot de kosten voor medicijnen. Eiser heeft verder enkel vermeld dat er sprake is van bedplassen, maar toont niet aan dat hij in aanmerking komt voor een hogere aftrek dan de standaardaftrek van € 300. De kosten van de orthopedische schoenen komen niet voor aftrek in aanmerking, omdat de betreffende, overgelegde factuur de eigen bijdrage betreft. Kosten voor de aanschaf van lenzen komen volgens verweerder niet voor aftrek in aanmerking. Ter zitting heeft verweerder voor zowel 2016 als 2017 alsnog een bedrag van € 100 geaccepteerd voor dieetkosten in verband met sondevoeding en 2.000 reiskilometers in verband met genees- en heelkundige hulp tegen het door eiser gestelde bedrag van € 0,19 per kilometer. De totale vervoerskosten bedragen daarmee € 380 per jaar. Echter, alle uitgaven bij elkaar opgeteld overschrijden de drempel voor specifieke zorgkosten niet, zo stelt verweerder, zodat eiser toch geen recht heeft op aftrek van specifieke zorgkosten, aldus verweerder.



4.1.
De rechtbank overweegt dat uitgaven voor specifieke zorgkosten op grond van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) onder meer in aanmerking worden genomen indien de uitgaven zijn gedaan voor de belastingplichtige, zijn partner of zijn jonger dan 27-jarige kinderen en ook overigens aan de voorwaarden voor aftrek is voldaan, zoals dat de betreffende kosten niet zijn vergoed én niet betreffen de verplichte eigen bijdrage en/of het eigen risico. De Wet IB 2001 geeft een opsomming van wat onder specifieke zorgkosten moet worden verstaan. De bewijslast dat voldaan is aan de voorwaarden voor aftrek van gestelde uitgaven voor specifieke zorgkosten rust op eiser. Het feit dat de bij de aangifte in aftrek gebrachte kosten geen betrekking hebben op eiser zelf, maar op diens zoon, maakt dat niet anders. De kosten zijn immers in aftrek gebracht in de aangifte van eiser en hij is degene die daarvan daarom specificaties en bewijsstukken moet kunnen verstrekken.



4.2.
De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de door hem in zijn aangiften opgevoerde uitgaven voor specifieke zorgkosten voor zover die door verweerder niet zijn geaccepteerd, aftrekbaar zijn. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.



4.3.
Aan eiser is herhaaldelijk verzocht om stukken te overleggen waaruit blijkt dat de door hem in aftrek gebrachte specifieke zorgkosten zijn gemaakt en voor aftrek in aanmerking komen. Eiser heeft echter geen stukken overgelegd – zoals bijvoorbeeld een vergoedingenoverzicht van de zorgverzekeraar - waaruit valt af te leiden dat eiser in 2017 een bedrag van € 250 heeft betaald voor op voorschrift van een arts gebruikte medicijnen die niet zijn vergoed en niet vallen onder de eigen bijdrage. Dat, zoals eiser ter zitting heeft gesteld, de eigen bijdrage voor de orthopedische schoenen aftrekbaar is, is niet juist. Ziektekosten die vallen onder de verplichte eigen bijdrage zijn niet aftrekbaar. Ten aanzien van de vervoerskosten, de dieetkosten en de uitgaven voor genees- en heelkundige hulp heeft eiser geen specificaties en bewijsstukken overgelegd waaruit valt af te leiden dat eiser recht heeft op een hogere aftrek dan de door verweerder in de beroepsfase, voor beide jaren, geaccepteerde bedragen van € 380 voor vervoerskosten, € 100 voor dieetkosten en € 118 voor kosten voor genees- en heelkundige hulp. Ten aanzien van de overige in geschil zijnde uitgaven, te weten een hoger bedrag voor extra uitgaven voor kleding en beddengoed en reiskosten ziekenbezoek in 2017, heeft eiser in het geheel geen concrete onderbouwing, specificaties en bewijsstukken overgelegd. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat verweerder op goede grond geen aftrek van specifieke zorgkosten heeft toegepast. De door verweerder voor aftrek geaccepteerde kosten, ten bedrage van € 898 voor zowel 2016 als 2017, te weten: vervoerskosten € 380, dieetkosten € 100, extra uitgaven kleding/ beddengoed € 300 en kosten genees-/heelkundige hulp € 118, overschrijden de drempelbedragen van € 1.339 (2016) en € 1.045 (2017) niet.



4.4.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen en beslist volgt dat verweerder de aanslagen IB/PVV 2016 en 2017 niet tot te hoge bedragen heeft vastgesteld.

5. Het beroep wordt mede geacht betrekking te hebben op de belastingrente. Eiser heeft geen zelfstandige gronden tegen de in rekening gebrachte belastingrente aangevoerd. De rechtbank ziet geen aanleiding af te wijken van de beschikkingen belastingrente. Daarbij wijst de rechtbank eiser erop dat het bedrag van de belastingrente het bedrag van de aanslag volgt.

6. Uit het voorgaande volgt dat de beroepen ongegrond zijn.

7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.









Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.



Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.A.M. Kager, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Jongsma-van Helden, griffier, op 20 augustus 2021. De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende maandag na deze datum.





w.g. griffier w.g. rechter




Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.


Artikel 6.16 van de Wet IB 2001.


Artikel 6:18 van de Wet IB 2001.


Artikel 6.17, eerste lid, onderdeel a. tot en met h. van de Wet IB 2001.


Artikel 6:18 van de Wet op de IB 2001
Link naar deze uitspraak